27 december, 2007

Joost van den Vondel

Roskam

Aan den heer P.C. Hooft, drost van Muiden.

Hoe komt, doorluchte Drost, dat elk van Godsdienst roemt,
En onrecht en geweld met dezen naam verbloemt,
Als waar die zaak in schijn en tongeklank gelegen?
Of zou 't geen Godsdienst zijn, rechtvaardigheid te plegen
Maar slinks en rechts te staan naar allerhande goed?
God voeren in den mond, de valsheid in 't gemoed?
De Waarheid greep wel eer die mensen bij de slippen
En sprak: uw hart is verr': gij naakt me met de lippen.
De waarheid eist het hart, en niet zozeer 't gebaar.
Dit laaste zonder 't eerst, dat maakt een huichelaar,
Die bij een sierlijk graf zeer aardig wordt geleken,
Vol rottings binnen, en van buiten schoon bestreeken.
(...)

Beginfragment van 'Roskam', Hekeldichten (1646)
(spelling gemoderniseerd)

23 december, 2007

Joost van den Vondel

GESPREK OP HET GRAF VAN JOHAN VAN OLDENBARNEVELT
(tussen een Vreemdeling en de Kerkgalm)

V: Wie luistren om de vraag eens vreemdelings te horen?
K: Oren.
V: Wie stopt ‘s Lands Voorspraak hier de mond met deze steen?
K: Eén.
V: Maurits? Wat kon de Landvoogd dus verstoren
K: Tooren.
V: Zo heeft hij om verraad hem ‘t leven afgesneên?
K: Neen.

V: Was ‘t om de vrijheid dan met kracht op ‘t hert te treden?
K: Reden.
V: Wat mist al ‘t vaderland bij ‘t korten van die draad?
K: Raad.
V: En brak men méér dan ‘t recht der vrijgevochten steden?
K: Eden.
V: Wat baart dit nu elk voelt hoe veel zijn dood ons schaadt?
K: Haat.
V: Wat moet men doen die met den Dwingeland samenzweren?
K: Weren.
V: Zou dan hun hoogmoed haast verwelken als het gras?
K: Ras.
V: Wat zal men Barnevelt, die ‘t juk zocht af te keren?
K: Eren.
V: Wat wordt de Dwingeland die ‘t recht te machtig was?
K: As.

20 december, 2007

Alexis de Roode

Lied van de aardoliegeest

Diep uit de aarde kwam ik

waar ik foraminiferen veranderde in marmer,
diatomeeën omtoverde tot kwarts,
planten liet uitvloeien tot olie.

Toen bevrijdde mij de mens uit mijn cel
en schonk mij wat ik niet kende:
de ruimte. Ik sprong op tot de sterren.

Uit dank gaf ik de mens mijn geest
van mineraal. Met tijdloze kracht
verloste ik hem van het kleine leven.

Ik bevrijdde hem van de dienstbaarheid
aan bioritme, groeirichting, evenwicht,
en schonk hem rauwe energie zonder maat.

Waar voorheen paarden struikelden
over handgelegde steentjes, bekleed ik
de aarde met asfalt, glad als een babyhuidje.

Ik wrong het potlood uit de hand van de architect
en gaf hem computers, machines,
onverwoestbare regelmaat.

Uit de landbouw verwijderde ik de stront
en de vliegen. Ik schonk haar zuivere
kunstmest, glaswol, nieuwe genen.

De zielzorg bevrijdde ik van de ziel,
en gaf haar rust en geluk in pilvorm.
Smetteloos maak ik het denken.

Smetteloos het voedsel.
Smetteloos de landbouw.
Smetteloos de huizen.
Smetteloos de zorg.
Smetteloos de kunst.
Smetteloos het lichaam.
Smetteloos de geest.

copy paste
copy paste
copy paste
copy paste

15 december, 2007

Anke Leenders

zeikstraal
(dichters onder elkaar)

je bent gewoon geen lettertype
zo verwierp jij mijn dichttalent
alsof in jouw kwakje wel iets
wilde zwemmen, rare kwast

SCHRIJF
HET
OP
EEN
STOEPTEGEL

schreeuwde ik in losse woorden
dan zeik ik mezelf nog even af

12 december, 2007

Mirjam Poolster

Daar is hij dan een oude heer
met een schelle stem als die van
een platgebrand dorp en gal stroomt
vanachter het hek van zijn tanden

Wanneer ik dit schrijf, is hij
40 jaar oud. Dat is niet
het getal van verstand, maar
van Chretien Breukers

Hij is dol op zeuren, hoe
harder hoe beter zo werd me
verteld. Hij is een oude
zielepoot, grote zeikerd op het web.

Hij schreef lang geleden d.w.z
toen men vriendjespolitiek ontdekte
op de weblogs in den lande
"poëzie"er zijn belangrijker

dingen. Toch woorden die strelen
en blonde krullen
hebben belang.
Want zijn te gebruiken.

'Maar eerder zullen we het niet
hebben poëzie alvorens
de dichters onder ons
mij kunnen bieden tuinen van

hun verbeelding met door mij goedgekeurde
beelden erin', zei Chretien Breukers.
Hij is een oude zeurpiet
en ik vier zijn verlies.



Noot: bovenstaand gedicht is een pastiche op het vers 'Marianne Moore' van Remco Campert en deze komt weer uit de bundel Vijf 5 Tigers - De Bezige Bij.

08 december, 2007

Lianne Sasja van Kalken

In een bar

ik stel me een man voor
die zo rot is van binnen
dat hij zijn eigen gezwel
en het geblaat dat uit zijn mond
komt niet meer zien of horen kan.

hij is oud
zo rond de veertig

jammert wat over een lamme en een blinde
en al het andere dat hij kan verzinnen
om zo, door middel van zijn eigen
geschreeuw iets

misschien zichzelf
te overwinnen.

en daar
daar sta je dan
blond, lekker, zacht
en vooral zo heel erg jong.
zó jong dat hij het voelt

en beseft dat dit alles
nooit meer op hem zal slaan.

haar naïviteit maakt hem jager
maakt hem staand, doorpratend

over zijn vrouw
die hem ongelukkig maakt

ze werkt al vijfentwintig jaar in een bar
niet deze maar een ander
die nog slechter is

want alles is zo slecht vindt hij
behalve wat hemzelf betreft.

en zij denkt alleen
gatver wat een pislucht

en loopt met haar kaken op
elkaar geklemd
om hem niet te ruiken

nadenkend over de wellust
des vlezes
door.

05 december, 2007

Zwarte piet (schrijverspseudoniem)

Noot van de dienstdoend redacteur: eerst stond hier een gepikte kopie van een anoniem gedicht, dat weer een reactie is Op ons aller mopperpiet. Daar ging ik in mijn enthousiasme te ver in. Zoals terecht opgemerkt door diezelfde piet. Bij deze mijn excuus, zwarte piet. Nu (6 december) staat hier dit. Het bewuste gedicht is onder de link te lezen?

01 december, 2007

Karlijn Groet

van een man van wie ik dacht


ik ken een man
van wie ik dacht dat ik hem kende
toen er niks meer over was
dat lelijker was dan hij
bekeek hij zichzelf
een paar duizend keer en besloot:
ik ben oud

onder het minder wordende haar
en de diepere grauwe kloven
was het de dunner wordende huid
die meer nog dan zijn leeftijd
zijn lelijkheid liet doorschemeren:
die scheen naar buiten toe
van binnenuit

toen er geen cel meer over was
om mee te onthouden
noemde hij ieder boek te lang
en las zo heel veel zinnen niet
die hij wel had horen lezen
ik noem er één:
als je omlaagtrapt,
blijf je stilstaan,
en toch lijkt het alsof je omhooggaat

toen er geen mens meer over was
om weg te pesten
werd zijn woede bitter
tot er ook niemand meer was
die van hem hield
onder de mensen die hem
onvoorwaardelijk niet haatten
begon hij een rangorde

dochter twee kwam op plaats 1
dochter 1 kwam op plaats twee
zijn vrouw telde
al heel lang niet meer mee
liet hem al jaren
onvoorwaardelijk koud

toen er geen site meer was
die hem nog toeliet
werd hij meester
van zijn eigen web
doctor Who speaks
twenty-one languages
of loneliness

28 november, 2007

Martin Beversluis

Houten kop

aan René van Densen

Zaag die rode
loper nou eens
uit je houten
kop man en
verneuk de volkse
sentimenten van
de zanger de hoer
van kroegbazen
die het lef niet
hebben en maar
voortdrijven op
wat de waan wil

neem je leren
zweethandschoentje
af en zaag die
houten kop nou
eens van je gele
romp je staart
tussen je benen
als een achterbakse
hond de grond
zal zich willig
openen en je
opnemen soms
is een leegte beter

en als je niet
terug kunt kruipen
onder de steen
waar je vandaan
kwam begroet me
dan tenminste
als een man.

24 november, 2007

Benne van der Velde

De resterende drie



Alle stoelen zijn bezet.
Eén gast grijnzend in orkest tuniek
lijkt klaar voor een avondje klassiek.
Het licht gaat uit, publiek gaat zitten.


Een valse basnoot uit de zaal
verstoort de mooie melodie.
De dirigent wilde hem niet
erbij. Te slappe snaren.


Zelf te slecht om mee te doen,
geint de bassist er flink doorheen.
Brengt het publiek weer op de been,

regelrecht de zaal uit.

Geen dirigentenstok kan er zo bij,
dus de bassist plukt gretig door.
Geen zin in hoor en wederhoor,
door het koor en solostuk.


Die muzikant, die mag hij niet.
Er volgt een aanslag in mineur.
Het hoort erbij, dus geen gezeur
want het klinkt toch grappig?


Doof voor klachten uit de zaal,
hij weet er immers meer vanaf,
vonnist hij publiekelijk zijn straf.
Hij geen glorie, niemand niet.


De zaal is nu zo goed als leeg,
het zaallicht wordt weer aangedaan.
De rest van de muzikanten staan
ook op het punt om weg te gaan.


Hij speelt door, vermoorde onschuld.
Is het zijn schuld dat het zoog?

De breuklijn tonen, zegt hij Droog.
Zíjn publiek heeft er recht op.

22 november, 2007

Bernard Christiansen

Knuffelbeest

Ed van Eeden is een grote man
met een zwak voor
kleine vrouwen
grote vrouwen
vrouwen met lang haar
kort haar
met echte ogen
lieve rimpels
vrouwen met borsten
en vrouwen met een neus
met twee gaten

Ed van Eeden is een grote man
met hele grote handen
waarmee hij alle vrouwen
die voor hem bijzonder zijn
graag wat beter wil begrijpen
en als de vrouwen dan wat kermen
roept hij
't geeft niet, meisje
'k zal je troosten

Ed van Eeden kan niet raken
maar hij kan wel raken
met zijn grote handen
eventjes, en hier en daar
Ed van Eeden doet geen pijn hij is
een knuffelbeest

Ed van Eeden is een grote man
hij stelt ook literaire vragen
soms

17 november, 2007

Joris Lenstra

Wereldvrede

“Vrede kun je alleen brengen
door oorlog te voeren”, sprak staatssecretaris
Cees van der Knaap

en sloeg woest
met zijn vuist op tafel.
Nederland moest naar Aghanistan.

In de stilte die volgde
durfde niemand meer de Wereldvrede
ter sprake te brengen.

14 november, 2007

Joz Knoop


Tochtige achterdocht

Niets of niemand
laat een slijmspoor na
behalve de slak en
het openbaar vervoer.

Zoals de waard is
bedient hij zijn gasten
die wanbetalers zijn
tot zij na afloop afrekenen.

Rechtvaardigheid
is een heilig streven
maar eveneens
een reden voor oorlog.

En de wetenschap
weet de oplossing al
maar verliest zich in
experimenten.

In die wereld
hield ik mij staande
door te gaan liggen
als ik niet kon zitten.

En bladerde eenzaam
door mijn agendaweken
tot ik haar tegenkwam
toen ik op de bus wachtte.

Ik zocht mijn woorden
angstig want zij richtte haar
verwachtingsvolle sturingsdolle
ogen op de mijne, ik zei:

"Het minst slechte
is niet goed genoeg voor jou
mijn vrijwel alles!
Ik wil omgang met veel

heel veel gemeenschap
op die van goederen na.
We kunnen altijd nog scheiden
dus kom mee, neem de gok!"

Al mijn woorden
zoet maar vrijblijvend
met altijd een uitvlucht
ze mochten niet baten.

Ik wist haar wel te prikkelen
maar niet waar ik dat wenste
Ik vroeg "Ga je mee vrijen?"
Ze zei "Mijn kat moet nog eten".

Zo kon ik die avond gewoon
voetbal kijken en vroeg naar bed
en haar kat kreeg gewoon
te eten en zelfs ook nog liefde.

Wie zelf in de kamer de warmte
van vertrouwen versmaadt
en de deur open doet voor
de tocht der achterdocht weet:

Zoals de waard is
vult hij de glazen
Hij lengt voor het vullen
de wijn nog wat aan.

En alles lijkt vager
en trager door wijn.
De waard blijft maar schenken
en ik heb geen cent.

Het belang ligt meer in
acceptatie dan berusting.
De snelbus wordt ingehaald
door een bejaarde wijnslak.

Je kan je gaan verzetten
maar dat vertraagt weer de boel.
Er valt heus niets stil, alleen
alles gaat stroperig.

En iedereen laat
slijmsporen na
als een trein met
vierkante wielen,

de slak op mijn
autoruit, de bus
waarin ik haast heb
of de wetenschap

die het antwoord weet
op rechtvaardigheid
maar net als ik verzandt
in een eindeloos experiment.

11 november, 2007

Otto Maanzaad

Scientoloëzie

"Ik heb dit niet zelf geschreven/maar wel zelf overgeschreven" - M. Stitou


Bekijk een wolk en bekijk de ruimte tussen jou en haar

Registreer een object dat zich los van jou ophoudt

Houd een persoon in de gaten
of
houd een thetan in de gaten

Roep nu op: woede, verveling, verdriet, vrolijkheid en sereniteit
– in die volgorde

Dit wordt voortgezet tot je er zeker van bent dat je
elke emotie kunt creëren

Denk een gedachte



Ontleend aan om onnavolgbare reden geheimgehouden teksten uit ‘the Fisman Affidavit

06 november, 2007

Comte de Lautréamont

De Zangen van Maldoror

[fragment uit de Vierde Zang; o.a. tegen de lach]

Twee pilaren, die men niet moeilijk en zelfs eerder voor apebroodbomen zou kunnen houden, waren in het dal te zien, iets groter dan twee spelden. Inderdaad, het waren twee enorme torens. En hoewel twee apebroodbomen op het eerste gezicht niet op twee spelden, noch op twee torens gelijken, kan men toch - als men handig gebruik maakt van de kunstgrepen der behoedzaamheid - beweren, zonder bang te hoeven zijn dat men ongelijk heeft (want als deze bewering ook maar met het minste beetje vrees gepaard ging, dan was het geen bewering meer, ofschoon eenzelfde naam deze twee verschijningsvormen van de ziel weergeeft, die zo verschillend van aard zijn dat men ze niet licht verwart), dat een apebroodboom niet in die mate van een pilaar verschilt, dat er geen vergelijking gemaakt zou mogen worden tussen die architectonische ... of meetkundige vormen ... of beide ... of geen van beide ... of liever tussen die hoge en zware vormen.

Ik heb daar zo-even, ik zou niet het tegendeel willen beweren, de juiste benaming gevonden voor de zelfstandige naamwoorden pilaar en apebroodboom. Weet wel, dat ik niet zonder een mengsel van vreugde en trots deze opmerking richt tot hen die, nadat zij hun oogleden opgeslagen hebben, het zeer prijzenswaardige besluit hebben genomen deze bladzijden ’s nachts als de kaars brandt en overdag als de zon schijnt door te lezen. En voorts, zelfs al zou een hogere macht ons in de meest klare en duidelijke bewoordingen bevelen de verstandige vergelijking, waarvan iedereen zeer zeker straffeloos heeft kunnen genieten, in de afgronden van de chaos terug te werpen, zelfs dan en juist dan - laat men dit voornaamste axioma niet uit het oog verliezen - zouden de in de loop der jaren aangenomen gewoonten, de boeken, de omgang met andere mensen en het karakter dat ieder eigen is, die zich tot een snelle bloei ontwikkelt, een onuitwisbare schandvlek op de menselijke geest werpen, door hem te doen terugvallen tot het misdadig gebruik (misdadig, als men zich voor een ogenblik spontaan op het standpunt der hogere macht plaatst) van een retorische figuur die door sommigen veracht, maar door velen bewierookt wordt. Als de lezer deze zin te lang vindt, bied ik hem mijn verontschuldigingen aan, maar laagheden hoeft hij van mij niet te verwachten.

Ik kan mijn fouten erkennen, maar ze niet nog erger maken door mijn lafhartigheid. Mijn redeneringen zullen af en toe stoten op het gerinkel van de waanzin en op iets wat de schijn van ernst heeft en eigenlijk alleen maar grotesk is (ofschoon het volgens sommige filosofen vrij moeilijk is het grappige van het droefgeestige te onderscheiden, daar het leven zelf een komisch drama of een dramatische komedie is), intussen staat het iedereen vrij, vliegen en zelfs rinocerossen te doden, om van tijd tot tijd van een gevaarlijk werk uit te rusten. Om vliegen te doden geef ik u hier de meest afdoende manier, ofschoon het niet de beste manier is: men drukt ze fijn tussen duim en wijsvinger. De meeste schrijvers die dit onderwerp grondig hebben behandeld, hebben berekend dat het, met grote waarschijnlijkheid, in vele gevallen de voorkeur verdient, hun de kop af te snijden. Als iemand mij verwijt dat ik over spelden spreek en dat dit een door en door beuzelachtig onderwerp is, dan moet hij, als hij niet vooringenomen is, toegeven, dat het grootste gevolg dikwijls door de kleinste oorzaak is teweeggebracht. En, om mij niet verder buiten het kader van dit blad papier te verwijderen, ziet men dan niet, dat het bewerkelijke stukje literatuur dat ik sedert het begin van deze strofe aan het componeren ben, misschien minder in de smaak zou vallen, als het uitging van een netelige kwestie uit de scheikunde of interne pathologie? Bovendien, over smaak valt niet te twisten; en als ik hierboven de pilaren zo terecht met spelden vergeleek (ik had zeker nooit gedacht dat het mij nog eens verweten zou worden), baseerde ik dat op de wetten der optiek, waarin is vastgesteld, dat, naarmate de visuele omtrek van een voorwerp verder van ons verwijderd is, het beeld op het netvlies kleiner wordt.

Zo komt het, dat, wat onze geestelijke geneigdheid tot grappenmakerij voor een miserabele geestigheid houdt, in de meeste gevallen door de schrijver voor een belangrijke waarheid wordt aangezien, die plechtig wordt verkondigd! O, die dwaze filosoof die in lachen uitbarstte, toen hij een ezel een vijg zag opeten! Ik zuig het niet uit mijn duim: de boeken der antieken vertellen ons tot in de kleinste bijzonderheden van dat vrijwillige en schandelijke neerhalen van de adeldom van de mens. Maar ik kan niet lachen. Ik heb nooit kunnen lachen, ofschoon ik het meer dan eens geprobeerd heb. Het is heel moeilijk om lachen te leren. Of liever, ik geloof dat een gevoel van weerzin tegen die monstruositeit tot een van de hoofdtrekken van mijn karakter behoort. Welnu, ik heb nog iets sterkers meegemaakt: ik heb een vijg een ezel zien opeten! En toch heb ik niet gelachen, werkelijk geen enkel deel van mijn mond heeft bewogen. De behoefte om te wenen maakte zich met zoveel kracht van mij meester, dat mijn ogen een traan lieten vallen. ‘Natuur, natuur’, riep ik snikkend uit, ‘de sperwer verscheurt de mus, de vijg eet de ezel op, en de lintworm verslindt de mens!’

Zonder het besluit te nemen verder te gaan vraag ik mij in gemoede af of ik gesproken heb over de manier waarop men vliegen doodmaakt. Ja, nietwaar? Het is niet minder waar dat ik niet gesproken heb over het uitroeien van neushoorns! Als zekere vrienden het tegendeel beweerden, zou ik niet naar hen luisteren en ik zou mij herinneren, dat lofspraak en vleierij twee grote stenen des aanstoots zijn. Om mijn geweten evenwel zoveel mogelijk gerust te stellen, kan ik niet nalaten op te merken dat een dergelijke verhandeling over de rinoceros mij voorbij de grenzen van het geduld en de koelbloedigheid zou meeslepen en dat zij van haar kant waarschijnlijk (laten we maar de moed hebben om ‘zeker’ te zeggen) de huidige generaties zou ontmoedigen. Na de vlieg niet over de rinoceros gesproken te hebben! Als redelijke verontschuldiging had ik op zijn minst met spoed melding moeten maken (en dat heb ik niet gedaan!) van deze niet opzettelijke nalatigheid welke diegenen niet zal verbazen, die een grondige studie hebben gemaakt van de reële en onverklaarbare tegenstrijdigheden, die zich bevinden in de kwabben van de menselijke hersenen. Niets is te min voor een grote en eenvoudige geest, het geringste natuurverschijnsel geeft, als er iets van het mysterie in is, de wijze onuitputtelijke stof tot overpeinzing.

Als iemand een ezel een vijg of een vijg een ezel ziet opeten (twee omstandigheden die niet dikwijls voorkomen, of het moest in een gedicht zijn), dan kunt u er zeker van zijn, dat hij, nadat hij twee of drie minuten heeft nagedacht om te weten welke gedragslijn hij zal volgen, het pad der deugd verlaat en begint te lachen als een haan! En dan is het nog niet met exactheid bewezen dat de hanen opzettelijk hun snavel opendoen om de mens na te bootsen en een verwrongen grijns te trekken. Ik noem bij vogels een grijns, wat bij de mensheid dezelfde naam draagt. De haan verandert niet van aard, niet omdat hij daar niet toe in staat is, maar omdat hij daar te trots voor is. Leer hun lezen, en zij verzetten zich ertegen. Een haan is geen papegaai, want die zou opgetogen zijn over zijn eigen domme en onvergefelijke zwakheid! O, wat een afschuwelijke vernedering! Wat lijkt iemand op een geit als hij lacht! De kalmte van het voorhoofd is verdwenen om plaats te maken voor twee enorme vissenogen die (is het niet treurig?) ...die ... die beginnen te schitteren als vuurtorens! Vaak zal het mij overkomen, dat ik plechtig de potsierlijkste stellingen uitspreek ... maar ik vind niet dat dit beslist een afdoende reden is om mijn mond in de breedte te trekken!

Ik kan mijzelf niet beletten te lachen, zult u mij antwoorden. Ik neem genoegen met die onzinnige verklaring, maar laat het dan een droefgeestig lachje zijn. Lach, maar ween tegelijkertijd. Als u niet met uw ogen kunt wenen, ween dan met uw mond. Is ook dat onmogelijk, urineer dan; maar laat het u gezegd zijn, dat hier een of andere vloeistof nodig is, om de dorheid te verzachten, die het lachen aan de zijkanten aanbrengt door de in achterwaartse richting opengespleten gelaatstrekken. Wat mij betreft, ik zal mij niet van mijn stuk laten brengen door het bespottelijke gekakel en het zonderlinge gebalk van hen die altijd iets hebben aan te merken op een karakter dat niet op het hunne gelijkt, omdat het een van de ontelbare geestelijke wijzigingen is, die God, met behoud van zijn oorspronkelijke voorbeeld, heeft geschapen, om de skeletten te regeren.

(...)

Vervloekt zij degene, zowel door zijn kinderen als door mijn uitgemergelde hand, die nog maar steeds niets wil begrijpen van de onverzoenlijke kangoeroes van de lach, en van de vermetele luizen van de karikatuur! ... Twee enorme torens waren er in het dal te zien, ik zei het reeds in het begin. Wanneer men ze met twee vermenigvuldigde was de uitkomst vier ... maar ik zag de noodzakelijkheid van die rekenkundige bewerking niet goed in. Met een koortsig gezicht vervolgde ik mijn weg, en riep zonder ophouden: ‘Nee ... nee ... ik zie de noodzakelijkheid van die rekenkundige bewerking niet goed in!’ Ik had gerammel van kettingen en een smartelijk gekreun gehoord. Moge niemand, die door deze streek reist, het voor mogelijk houden de torens met twee te vermenigvuldigen, om als uitkomst vier te krijgen! Enkele lieden verdenken mij ervan dat ik de mensheid liefheb alsof ik haar eigen moeder was, en haar negen maanden in mijn geurige schoot had gedragen; daarom ga ik niet meer door het dal, waar de twee eenheden van het vermenigvuldigtal zich verheffen!


Uit De zangen van Maldoror (1869), door Comte de Lautréamont (1846-1870)

03 november, 2007

Saskia van den Heuvel

dag lief logje

voor alle bloggers

oh lief logje,
wat is de wereld mooi
en de zon
dat de zon dan ook
en de vogels
en het groene gras
verdomd logje soms lijkt het wel wat
die mensjes overal
ze praten
echt ze praten uit hun mond
ik heb het zelf gehoord
ik was er bij lief logje
ik hoorde ze zeggen
en smoezen
en kijken
ze spraken met hun ogen
dat ook
en niet gering
dan hebben we vandaag weer
ja, weer een vandaag maar vandaag
als vandaag en zeker niet van gisteren
gisteren
oh gisteren, lieve lieve gisteren
dag logje

30 oktober, 2007

Salomo

IJdelheid der ijdelheden, zegt de prediker;
ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid.
Wat voordeel heeft de mens van al zijn arbeid,
dien hij arbeidt onder de zon?
Het ene geslacht gaat, en het andere geslacht komt;
maar de aarde staat in der eeuwigheid.
Ook rijst de zon op, en de zon gaat onder,
en zij hijgt naar haar plaats, waar zij oprees.
Zij gaat naar het zuiden,
en zij gaat om naar het noorden;
de wind gaat steeds omgaande,
en de wind keert weder tot zijn omgangen.
Al de beken gaan in de zee,
nochtans wordt de zee niet vol;
naar de plaats, waar de beken heengaan,
derwaarts gaande keren zij weder.
Al deze dingen worden zo moede,
dat het niemand zou kunnen uitspreken;
het oog wordt niet verzadigd met zien;
en het oor wordt niet vervuld van horen.
Hetgeen er geweest is, hetzelve zal er zijn,
en hetgeen er gedaan is, hetzelve zal er gedaan worden;
zodat er niets nieuws is onder de zon.
Is er enig ding, waarvan men zou kunnen zeggen: Ziet dat, het is nieuw?
Het is alreeds geweest in de eeuwen, die voor ons geweest zijn.
Er is geen gedachtenis van de voorgaande dingen;
en van de navolgende dingen, die zijn zullen,
van dezelve zal ook geen gedachtenis zijn
bij degenen, die namaals wezen zullen.


Openingsgedicht uit Het Boek van de Prediker, 10e eeuw v. Chr., Statenvertaling 1637

28 oktober, 2007

Prijsvraag voor poëziekenners

Op welk gedicht was het gedicht van Adriaan Krabbendam een pastiche? Het eerste goede antwoord wordt beloond met een dichtbundel naar keuze van Alice Nahon, Peter M. Heringa, Hendrik van Teylingen of Jan H. Eekhout. Wil je ook kans maken op een bundel van Zagajewski, Wat, Wigman, Theunissen, Thies, Gelèns, Szymborska, Spinoy, Mortier, Lynch, Lauwereyns of Korteweg, geef dan per regel aan hoeveel van de beginwoorden letterlijk overeenkomen met de bron. Er onstaat dan een telefoonnummer van veertien cijfers. Stuur je antwoord naar devalsenoot@yahoo.com. Of zet het hieronder.

27 oktober, 2007

Johanna van Buren

Kwaa tongen

’t Oale Dieksien was alleenig,
’t Hadde nog wel ’n bettien geld,
‘r Was noew neet zo rieke, mar in
Zienen staand toch welgesteld
En het kon ook wel wat missen,
’t Gaf in stilte hier en door,
Mar dee op de wind wol proaten,
Spöllen ’t neet met Dieksien kloor.
Eene van de noabervèènte,
Den al noa de veertig gunk,
Kwam gedurig ‘soavens biej um,
Hadd’ van Dieksien ’n hoogen dunk.
’t Leek um zon verstanig keerltien,
Achter ’t vessien was’t zon bes,
Het begreep zo all’s en ’t was zien
Vaders kammeroad ewes ...
’t Oale moch ‘de jonge’ ook geerne,
Het was bliej as ’t Wilm mar zag,
Stille vrèène waan dee beiden ...
En door op nen goeien dag
Kwam in éénmoa Wilm ter ooren,
Wat het mèènschdom van um zèè:
Det den daankverdeender door neet
Zoo omseuns biej ’t oale aait lèè.
En door kwam nog völle meer biej ...
Willem was der stille van ...
Hee noa Dieksoom um de centen ...
Woer haalt toch det tuug ’t vandan?
Dieksoom... zienen oalen masschop ...
Zol ’t den zelf ook leuven ... nee ...
Mar det mos e vaste weten,
Hee noa Dieksoom, een, twee, dree:
‘Dieksoom, road is, wat het mèènschdom
Disse daege van miej zéé:
De-k nen daankverdeender waa en
De-k zoovölle biej oew lèè
Um mar wat van oew te kriegen ...
En det hef miej zeer edoan ..
Ik zin doalijk, toew ‘k het heuren
Regelrecht hier hen egoan.
En noew muu-j miej eerlijk zeggen,
Leuf iej dat noew meuglijk ook?
A-k het wusse, Dieksoom ... och, dan
Blief ik hier vandan, det doo-k’...
’t Oale lèè de piepe vot en
Kwam eets op de jong’ hen an,
Léé de haand um op de scholder:
‘Jonge, trekt oew det neet an.
Mennigmoal hebt miej de mèènschen-
Pröoties ook wel zeer edoan ...
Mar, a-j ’n tiktak zuver hebt, kui-j
Met de kop umhooge goan.
‘k Leeren good de mèènschen kennen.
En ik hoppe, de-j vedan
Hier de klinke oplicht, jonge,
En doot miej gezelschop an.
En onthoaldt mar, wa-k oew zegge,
Dan zui-j zeen, det ’t woorheid is:
Leu, dee zoowat prakkezeert, zint
Meestied zelven neet zo frisch!’


Uit De dinge van Vrogger, Uitgeverij Witkam, Eschede, 1980

24 oktober, 2007

Derwent Christmas

De grote vergever

tegen mijn zachte aard

ik ben een vredelievend mens, al jaren
toch is mijn allerdiepste wens
om meedogenloos vilein te zijn, gif te braken

maar mijn sappen smaken fonkelzoet
en ik beschik over het onvermogen om te gisten;
er borrelt niets, er sist niets, kookt en rommelt niets

diep van binnen jaagt slechts aflaatwater door
mijn maag en tranen branden
sporen in mijn wang

21 oktober, 2007

Adriaan Krabbendam

Van de spraakloze appel

een damesfabel over lichaamscultuur en haarvrees

de schoonheid van de meisjes
of de kracht van zeewier en driehoek
zo glim en geurvrij om zeep helpen
dat doen de scheermesjes

maar ik spel van het gloren 1
en van de stoppels kant acht
het spraakloos begin

daarom mij mag men in een appel
niet doen verkwijnen
dat is de rol van de wolken
met hun geparkeerde rollators

maar mij het is glijbaan te sappel
zo reukloos verdwenen bijgot
in een beignet te bederven

19 oktober, 2007

Peter van Galen

Uit dat ding!

ministers zingen
sterren dansen op het ijs
vallen uit de lucht

15 oktober, 2007

Peter Knipmeijer

Thee

O, drabbig plantensap in zwakke kelen,
hoe smerig is uw dampende gebrek!
Gij zijt het ranzig lijkvocht dat bij velen
het lijf verzwakt eer 't weer naar buiten lekt

als lauwe pis. 't Verschil is meestal klein.
En ik drink liever 't sap uit mijne delen
dan dat ik u mijn lavende laat zijn.
Gij heksendrank! Verderver van burelen!

Alleen voor dorre zieken zijt gij goed,
die hijgend naar hun koude doodskleed snakken
en u drinken als ooit Socrates zijn wijn.

Maar voor mij blijft gij de duivelse azijn
die ge altijd was. Het bocht van maniakken.
De moedermelk voor veil addergebroed.

11 oktober, 2007

Hans Plomp

Een nieuw gebed

voor mijn saturnale vriend Gerben Hellinga
aan het begin van de jaren ‘80


Grote Bom die in de hemel is en op aarde
en in de wateren van de zee,
O Bom, voor U knielen wij op deze nieuwe dag van ons leven.
Wij danken U, o Bom, dat Gij niet gevallen zijt vannacht,
dat Gij ons, zondaars, weer een dag schenkt.
Grote Bom, aan Uw goedertierenheid danken wij ons leven
en onze veiligheid.
Onder Uw alziend oog groeien onze kinderen op,
O Grote Bom, Balans van de Angst, Heerser over dood en leven,
wij loven U en besteden onze beste krachten aan U.
Waarachtig, Gij zijt de God aller volken!
Gij smelt de mensheid samen,
de volkeren der aarde sidderen voor U.
O Grote Bom, gesel Gods, Bestraffer onzer zonden,
schenk ons genade en barmhartigheid.
Gij zijt het vleesgeworden Woord,
de Beeltenis van God,
het Licht der Wereld.
O Grote Bom die in de hemel is,
mogen ook onze kinderen in respect voor U knielen,
opdat Uw toorn niet over ons ontbrande!
Gij zijt streng maar rechtvaardig,
U is het koninkrijk en de macht
en de veiligheid tot in eeuwigheid,

Amen


Uit Achter gewone woorden - De beste poëzie uit tien jaar De Tweede Ronde, Bert Bakker, 1990

06 oktober, 2007

Ingmar Heytze

RECENSENT

Aan jou is verder niets te zien dan dit:
je zweet betekenis, je ademt poëzie,
je wasemt kunst op koude ruiten.
Als ze je nog eens opensneden
lag er niets onder je huid
dan zachte weke boterletters
in een bad van rode inkt.

Je slacht een zwarte zwaan per week
voor een verzuurde ochtendkrant.
Je strompelt door verstilde dromen,
stamelt blauwe lettertekens,
legt de maan in kleine stukjes
weg tussen de dekens
tot je netjes wordt verbrand,

maar uit je urn - een foliant
met spuuggelijmde linnen band -
wordt tot in de eeuwigheid
een oeverloos geouwehoer vernomen.


Uit de verzamelbundel Alle Goeds, Uitgeverij Podium, per 11 oktober heruitgegeven als Podium-pocket voor een bijzonder vriendelijke prijs. Gedicht oorspronkelijk gepubliceerd in de bundel Aan de bruid, 2000.

03 oktober, 2007

Otto Maanzaad

Voor onze ornitheologe

op afwisselende melodijen en in multireligieuze tempi

Vogelaar o Vogelaar
wat zit je snavel raar
Is soms het touwtje los
zo in het grote bos?

Jawel cultuur is gekkenwerk
het is één grote spons
Dus ook de grote muzelkerk
hoort bij de Club van Ons

Mohammed is een rare man
daar trekken wij ons niets van an
We gaan fijn moralistisch doen
en geven hem een christenzoen

En als tie dat dan weigert dan?
Dan zeg je toch: ben jíj een man?
En geeft 'm nog een knietje mee
dan knielt ie weer van je hoezee!

Je hebt ze in soorten en maten
maar houd ze wel in de gaten
Christen, vrome jood of islamiet
't is dood, dood, dood – meer is 't niet

Dat is waarnaar ze zoeken
in al die rare boeken
die nog niet verboden zijn
al staan ze vol azijn

Op hol geslagen hindoes
scientology en voedoe
kom d'r gezellig bij
het wordt één grote brij

Van je hé hé hé Holland hoezee
Mozes, Jezus, Allah, doe je mee?
Het is hier één groot godsfestijn
zelfs Aisja zit hier aan de wijn!

En d'r is één voordeel bij:
het is gewoon belastingvrij
En d'r is één voordeel bij:
het is gewoon belastingvrij
En d'r is één voordeel bij:
het is gewoon belastingvrij

28 september, 2007

Ko de Laat

Leve het profvoetbal!

Oranje had zowaar weer eens gewonnen
Met matig spel, moest worden vastgesteld
Wat was hierop des captains commentaar?
“De bal kon niet goed rondgaan op dit veld”

Ze waren niet zo denderend begonnen
Maar dat had men ook achteraf voorspeld
Het was van meet af aan al zonneklaar:
De bal kon niet goed rondgaan op dit veld

Ze staan daar niet voor twee consumptiebonnen
Da’s waar en dat mag ook wel eens vermeld
Maar nu was het toch werkelijk te zwaar:
De bal kon niet goed rondgaan op dit veld

Supporters, wees toch niet zo onbezonnen!
Staak toch uw loos gekanker en bedaar!
De bal kon niet goed róndgaan op dit veld!


Tweede vers van het drieluik 'Leve het profvoetbal!', Uit Zonder Botox, 2003
Zie voor meer gedichten alhier.

27 september, 2007

Zijlstra

ouwe slammer

daar staat hij
the stupid woman's idol
papieren in de hand
als een woedende vuist
vol pinda's:

begrijp toch mensen
dit wat ik zeg
betekent iets!



22 september, 2007

Mededeling van de redactie

De redactie van De Valse Noot heeft besloten een gratis advies deels ter harte te nemen. We gaan, wat reacties betreft, even pauzeren. We blijven hekeldichten plaatsen op woensdag en zaterdag. Eerdere reacties zijn bewaard. Zojuist hebben we onze verzameling Dichters des Vaderlands gecompleteerd met twee bijdragen van Simon Vinkenoog. Voorwaarts met frische moed! Hekelt elkander toch van harte!

Lawrence Ferlinghetti / vert. Simon Vinkenoog

Mouth/Mond

Ik heb genoeg van mijn mond
Die is te klein
en zegt niet genoeg
en zingt niet genoeg
en straalt geen licht uit
als je ogen
altijd potdicht
als er gezongen moet worden
of opschepperig
schrale lippen en halsstarrig
in essentie een gesloten mond
Ik heb geprobeerd
hem wijder open te zetten
mijn hele leven.
Sommige dingen kan die echt niet zeggen
hoewel het hart hem voorzegt
het is een bijtgrage mond
hoewel die nooit iets levends bijt
Slechts dode dieren
en placht alles in zicht te eten
Hij heeft meerdere slagen geleverd
met dode koeien varkens lammeren konijnen ossen
en vogels van allerlei soort
en wist ze allemaal op te kauwen
Een echt aarsgat deze mond
een proto-fascist die censor speelt
altijd een gedachte onderdrukkend
in plaats die te bevrijden
Deze mond van mij
die altijd open dicht gaat
op het verkeerde moment
vrijuit sprekend
als hij zijn mond moet houden
zijn scherpe tongetje
nog daar gelaten het feit
dat ik er soms zo maar wat uitflap
Die mond van mij
heeft heel wat meegemaakt
maar hij leert het nooit
Hij blijft maar
de domste dingen zeggen
de stomste dingen
in een paar talen
waarbij hij altijd doet
of hij ze vloeiend spreekt
Wat een farceur
wat een aansteller
wat een nabauwer
wat een volmaakte oplichter
Het is geen slechte mond
hoewel hij soms geroddeld heeft
Het is in elk geval geen schreeuwlelijk
Hij wil alleen maar een goede mond zijn
om zijn essentiële functie te vervullen
En waarom niet?
Maar moet hij dan ook praten?
Misschien moet ik Trappist worden
Alles wat ik weet is dat
ik genoeg heb van deze mond
Deze mond die me gevoed heeft
al die jaren
die mensen gezoend heeft voor mij
en heel wat andere dingen probeerde te doen
bij mensen om mijnentwil
Hoe dan ook ik zit ermee
Er is niets aan te veranderen
Ik kan hem niet dichtnaaien
Dus wat kan ik er anders mee doen
dan blijven aanvaarden
wat hij eet voor mij
wat hij zegt voor mij
En wie weet
misschien op een dag
zal die echt openbreken
en er echt uitflappen
een soort grootse poëzie
in een of ander oertaal
van liefde en licht en mest gemaakt
een of ander groot onsterfelijk lied
dat geen mens ooit eerder hoorde
noch eerder zong


uit Zonneklaar - Gedichten in het nieuwe millennium, Simon Vinkenoog, Uitgeverij Passage, 2006

Simon Vinkenoog

SUITE PATHÉTIQUE
(Hiroshima Furore/Goelag Raga/Holocaust Hymne/Soweto Blues)
Voor Amnesty International
Niets te eten, niets te duchten,
niemand luistert naar ons zuchten;
niemand weet wat lijden is,
levende hel en verdoemenis.

De rijken rijker de armen armer,
de koude kouder en de hitte warmer;
alle tegenstellingen groter,
en alles wat naakt is steeds bloter.

Niemand die een ander ziet,
het licht in de ogen schijnt niet.
de waarheid is een droef verhaal
op kleine en op grote schaal.

Wie weet hoever de pijn kan gaan,
waar komt toch al het onrecht vandaan?
Klagen, bidden, smeken, vragen –
niemand kan andermans lasten dragen.

De hele wereld staat in brand,
in dode verten is het licht beland,
de zwarte gaten in het geweten
worden weggedronken, weggevreten.

De een de lusten, de ander de lasten,
de een die zwelgt waar de ander moet vasten.
Vrijheid, gelijkheid, broederschap –
ooit verwacht en nu een grap.

Wie wil de klachten in de wereld horen,
wie durft een ander in de slaap te storen?
Wie werpt zich in de strijd voor mensenrechten,
wie weet dat het tijd wordt om te vechten?

Zoveel mensen van hun plaats gedrongen,
zoveel liederen niet gezongen,
zoveel om opzij te leggen –
zoveel woorden om niets te zeggen.

Het lijden dat van alle tijden is
nu een gruwel en een belijdenis,
zoveel mensen die hun macht niet delen,
zoveel mensen die zich doodvervelen.
Zoveel dingen achter schone schijn verborgen,
zoveel zaken die het daglicht niet verdragen,
zoveel dat geheim gehouden wordt,
zovelen die vergeten waaraan het schort.

het is alsof de mens niet meer is
een bewust gegeven naar Gods gelijkenis.
Het is alsof de mens niet meer weet
wat hij niet vergeten mág, maar vergeet…
Het is met de oude wereld gedaan,
de tijd van martelingen breekt aan,
de tijd dat de aarde beeft onder je voeten,
dat je niet meer wáar het te zoeken…

In je denken zul je vinden
in je voelen zul je weten
in je daden zul je ervaren
in je ideeën zul je leven

Niemand weet iets en niemand ziet iets
Niemand wil iets en niemand verroert zich.

Alles is angst
en niets is te zeggen;
op eigen falen
het moeilijkst
de hand op te leggen.

Niemand niemand niemand weet
het leven een vergeetboek terwijl je het leest
de pijn durft niet te branden in je ogen
het leven is een zware last zonder mededogen.

Wie twijfelt is een verrader
zonder liefde kom je niet nader,
er is een licht aan de horizon:
de vrijheid lokt en roept kom!

De wereld houdt niet op bij de grens –
er is geen afstand tussen mens en mens.
Wat hart, hoofd en hand verbindt,
is wat je in ieders ogen vindt.

Op daadkracht van mensen komt het aan,
voor de vrijheid nog een lange weg te gaan,
het vrije woord en het vrije denken,
geen leedvermaak en niemand krenken.

Niet naar wapens grijpen of geweld:
daar is je vijand op gesteld!
Het onrecht te lijf met humor en moed,
onverdraagzaam blijft het vergoten bloed.

Niets te weten dan kindergestamel
niets te horen dan huilende kinderen

niets te voelen dan mensen achter tralies
niets te zien dan vicieuze cirkels

Niets te verliezen en alles te winnen
niets te voltooien en alles te beginnen

De dag vandaag een nieuwe dag
na elke nacht een nieuwe dag

in elke tijdgenoot een heilig vuur,
voor ieder mens zijn eigen uur.


uit Het Hoogste Woord, Holmsterland/SKF, 1996)

21 september, 2007

19 september, 2007

Driek van Wissen

ANTI-FRIES

Als Holland winters is getooid
En wij van kou welhaast verrekken
Blijkt Friesland dichtbevolkt met gekken
Die ’s winters gekker zijn dan ooit.
De maffe koppen, strak gelooid
Ontspannen plots in losser trekken
Terwijl zich rond de stuurse bekken
Een soortement van glimlach plooit.

In onverstaanbare gesprekken
Worden dan praatjes rondgestrooid
Die ijdele verwachting wekken,
Totdat de goden, als het dooit
De hoop der dwaze halzen nekken.
Nee, de elfstedentocht komt nooit!

1982

Driek van Wissen

ANTI-FRIES VOLKSLIED

Ik ben een zoon der Olle Grieze,
een Groninger van kindsbeen af,
en dus heb ik de pest aan Friezen;
die vind ik echt in één woord maf
en zwaar behept met eigenwaan,
die platte Friezen op hun terpen,
die enkel al door hun bestaan
een smet op onze natie werpen
en daarbij met hun stomme koppen
een koe beschouwen als hun god.
Hoe komt men toch bij “Friesland boppe”?
Hoe krijgt een mens het uit zijn strot?

refrein:
Weg met de Fries ! – dat is ons devies,
daar zijn wij Groningers voor.
Wat men ook zegt, de Friezen zijn slecht,
dat hebben Groningers door.
Dus zingen wij dikwijls in koor:
Vriezen ze dood, dan vriezen ze dood,
dat is bepaald geen verlies.
Vriezen ze dood, ach vrienden, geen nood,
wat kan het schelen, zo’n Fries?

Ze zijn zo gek op hun folklore
en op de Beerenburgerkruik,
hun taal is niet om aan te horen
en dwaas is menig volksgebruik.
Zo grijpen zij de botte bijl
als iemand poogt hen te bekeren.
Des zomers zijn zij onder zeil
en teisteren de Friese meren,
doch ’s winters gaan ze al op schaatsen
het ijs op na de eerste nacht.
Ook zijn de Friezen dol op kaatsen,
maar niemand die de bal verwacht.

refrein:
Weg met de Fries! – dat is ons devies,
daar zijn wij Groningers voor.
Wat men ook zegt, de Friezen zijn slecht,
dat hebben Groningers door.
Dus zingen wij dikwijls in koor:
Vriezen ze dood, dan vriezen ze dood,
dat is bepaald geen verlies.
Vriezen ze dood, ach vrienden, geen nood,
wat kan het schelen, zo’n Fries?

Doch als ik denk aan de Friezinnen,
die blonde deernen in het hooi,
word ik ter plekke warm van binnen,
die vind ik gek genoeg zelfs mooi.
Ik sta nog altijd stomverbaasd:
een land met zulke schone vrouwen,
wie zet daar zulke mannen naast,
zo lelijk en zo onbehouwen,
dat ze je bloed welhaast doen stollen,
dat past in wezen van geen kant.
Een koe zou afzien van zo’n bolle
en vluchten naar een ander land.

refrein:
Weg met de Fries! – dat is ons devies,
daar zijn wij Groningers voor.
Wat men ook zegt, de Friezen zijn slecht,
dat hebben Groningers door.
Dus zingen wij dikwijls in koor:
Vriezen ze dood, dan vriezen ze dood,
dat is bepaald geen verlies.
Vriezen ze dood, ach vrienden, geen nood,
wat kan het schelen, zo’n Fries?

17 september, 2007

Alexandra van de Pol

In excelsis antitheo

opgedragen aan BFMD

Verdom me, Torquemada, helleveeg
het dek aan met mijn bezem, want de ratten

verlieten uw verzonken Ark en brachten
gezamenlijk een zondevloed teweeg

en ja, het is gegeven, ik beken
dat ik een dochter van Azazel ben

mijn tong dient slechts de blasfemie, maar leeg
mijn heidenhoofd van kwalijke gedachten

dan kan ik uw kwaadwillendheid bevatten
die ik vermoedde en nog nooit verzweeg

ik wed dat als u mij zult laten branden
u dit uit gulle naastenliefde doet

dus reinigt u gerust de vuile handen
in as van ’t kwaad en zuiver kettersbloed

doch handelt u conform mijn laatste wens;
bekrachtig, eer ik voor mijn zonden boet

de grondslag voor ontaarding van de mens
want ‘god’, uw vuist voelt hemeltergend ‘goed’.

15 september, 2007

Gerrit Komrij

Oorlogssonnetje

Loert daar geen terrorist achter het raam?
Ik hoorde het in de keuken ook al tikken.
Ik droom van mullah, mohammed, imam
En van de minste windstoot moet ik schrikken -

Een losse dakpan of een arabier?
Ik slorp het nieuws op. De tv staat warm.
Ik ben nerveus. Ik heb niet echt plezier -
Ik ben de gijzelaar van vals alarm.

De heren worden stichtelijk bedankt.
Ze stampvoeten en zijn alleen nog zoet
Als er ten minste één sirene jankt.

Wie speelt het in zo'n kleuterklasje klaar
Een oorlog af te wenden die al woedt?
Doe nu je oorlog maar, papkind, doe maar.


Noot van de redactie: het gedicht 'Oorlogssonnetje' stond op 25 februari 2003 in NRC Handelsblad en werd geschreven onder het teken van de Dichter des Vaderlands.

14 september, 2007

F. Starik

SCHÖNE WELT

kutreuma en belastingfraude
dat is ondenkbaar dat ik dat gezegd heb
los daarvan wist ik niet eens dat reuma
de reden van jouw stok is

- nooit bij na gedacht zelfs wat het dan wel moest zijn –
en van belastingfraude heb ik zeker ook nog nooit
iemand beschuldigt haha dus trek dat eens terug
johanna je verwart me met iemand anders

wat zijn kwamen? En wie hebben ze afgeslacht?
Je moeder? En zelfs vind ik je nog vrij ondankbaar ook
ik ben de enige geweest, met kans op 450 euro boete,
die het voor je opgenomen heeft

toen die hondd en die rosseel
je kwamen afslachtten
ik heb het gesafed, maar dat moet ik opzoeken
dus op een andere pc, ik heb een schijfcrash gehad.

De rest van de discussie heb ik wel gevonden
en ligt als het goed is in je mailbox
daar staat de rest van je gescheld n.a.v kritiek
die ik op je gedicht had. Ik laat het hierbij

ga verder niet met jou of met wie dan ook in discussie
op deze plek dat fragment is helemaal niet van mij
ik heb jou nooit zoiets geschreven
met extreem geweld/knokploegen

hij maakte zich schuldig aan grove laster
moet me toch van het hart
dat alle laster en exponentieel
toenemende onrechtmatige ziekelijke acties

dank voor uw bezorgdheid maar zelfmedelijden
staat mij niet, die walm ontwaar ik nergens,
of het moet dat stukje zijn waarin ik de redenen noem
waarom ik geen aangifte heb gedaan?


Noot: F. Starik componeerde in zes minuten deze flarf, een bloemlezing uit de reacties op het eerder op De Valse Noot geplaatste gedicht Stalkers van Alexis de Roode. Daarbij zijn de wonderlijke interpunctie, de spelfouten en grammaticale onjuistheden intact gelaten, precies zoals de reageerders zich uitdrukken, of proberen uit te drukken, wat eigenlijk nooit lukt.

13 september, 2007

O. Trauersucht

Zuur

Het spijt me, maar het moet mij van het hart
dat sinds ik ben vertrokken, de sfeer hier is verhard.
De wolf wil schaamlippen in zoutzuur prakken
en dan zetten jullie zijn aanvaller te kakken?

Het is zuur, zuur, maar o, wat is het zoet.
Wat smullen de mensen van braaksel en bloed.
En het ergst, wie zal hier voordeel uit halen?
Wie zal straks lachen, kakelen, smalen?

Wie denkt dat het volk naar de Bruna zal lopen
om daar de bundels van Droog FM te kopen?
Vergeet het maar. Het volk is slecht en dom.
Dat loopt kwijlend te hoop op de bundels van Pom.

12 september, 2007

Alexis de Roode

Stalkers

Dichters op internet leven van strijd,
pesterij, jaloezie, insinuaties en nijd.

Maar nu heerst een nieuwe wet in het land.
Zie de verdelger, het zwaard in zijn hand!

Bart F.M. Droog: de redder van internet.
De moker uit Groningen, eindelijk weer ingezet!

De schrik van de Welkwiek en Vierkante Man!
Hij vond T.S. Eliot in diens roman

(die bijna compleet uit citaten bestaat)
en schreeuwde triomf: plagiaat! plagiaat!

Probeerde dus jaren de man te verdelgen,
om, toen dat mislukte, in wanhoop te zwelgen.

Maar jee: eenmaal weg, werd het internet grover.
Andere sites namen het treiteren over!

De bas was gemeen, maar de wolf was echt vuil.
Achter spelfouten, stijlfouten, klonk soms gehuil.

En hij kreeg meer bezoekers dan de website van Droog!
Onvergeeflijke misdaad! Ruk uit dat oog!

Ja hij stal zijn bezoekers! Die wolf met z’n praatjes.
Een dief, ja dat was het. En ook nog van plaatjes.

Het ging soms wel ver. En dat achter zijn rug!
Maar godlof, eindelijk! F.M. Bart kwam terug!

Haha! Wanhoop gij allen, die bezoekcijfers loog!
Hier komt uw verdelger: ’t is Bart F.M. Droog!

Geen spelfout ontsnapt hem! Beledigt u mensen?
U zult zich weldra in Australië wensen!

Bent u een fotodief? Pas op voor uw hand!
Daar is ’t zwaard! Oog om oog, tand om tand!

Vroeger gold onschuld, tot schuld was bewezen.
Maar Droog hoeft zich zo niet de wet laten lezen!

Als Droog heeft beoordeeld, dat Kwaad is geschied,
volgt meteen executie; Bart F.M. schiet!

Want hij WEET. ‘t Is magie. ’t Is knap. ’t Is tover.
De rechter, politie, slaat hij gewoon over.

Bart is geen mens meer. Bart is het Lot.
Een zwaard der gerechtigheid. Werktuig van God!

De hand van Justitia, de mond en het zwaard.
De blinddoek? Ruk af! Gooi dat ding in de haard!

Het orakel van Groningen, koning der koningen.
Dringt zonder kloppen in internetwoningen.

Schrijft podia aan om de schurkstem te doven
en zo zijn collega van broodwinning te roven.

Je baan kwijt? Je vrouw boos? Een schuld huizenhoog?
Moest je maar luisteren naar Bart F.M. Droog!

Publiceert privégevens van wie hem niet aanstaat.
Ondraaglijker nog is de toon die hij aanslaat.

De wolf, inderdaad, die jaagt, bijt en gromt.
Maar dit schaap maakt kabaal waarbij alles verstomt.

Zelfverklaard voorstander van “stasi-methoden”.
Berooft concurrenten het liefst van den brode.

Een schaap met een attitude. Dood aan de wolven!
Wie graaft daar een kuil? Wiens graf wordt gedolven?

De wolf, die wacht. En zwijgt in elke taal.
Het schaap blaat triomf en maakt hels kabaal.

En al waar het schaap de wolf van beticht
heeft het schaap inmiddels zelf dubbel verricht.

Zie ‘t lam dat draagt de zonden der mensheid!
Martelaar in spe, die geen enkele grens mijdt.

Zelfspot? Nihil. Overmoed: groot.
’t Was eventjes goed. Gooi hem nu in de sloot.

Want hoor wat hij doet: die M.F. bard Groot!
de zak lastert nu zelfs De Valse Noot!

11 september, 2007

Multatuli

Grafschriften op Thorbecke, XIII

Hier ligt de man die naar z’n beste weten,
Het Volk belette zich aan biefstuk ziek te eten.
En om de gewoonte van kauwen en malen niet te verliezen,
Gaf hij ’t een papieren kieswet tussen de kiezen.


Toelichting: zie hier.
"Slechts 2,5 procent van de bevolking kon onder deze grondwet stemmen, afhankelijk van de hoeveelheid betaalde belastingen. Multatuli behoorde niet tot deze groep. Met de kieswet van Thorbecke had niet het volk, maar de gegoede burgerij een stem had gekregen in de politiek. (...) Multatuli was één van de eerste Nederlanders die pleitte voor algemeen kiesrecht."

08 september, 2007

Reinier de Rooie

Niemand thuis

tegen de gristelijke wederopstanding
(in antwoord op Gijs ter Haar)


droeg ik weer een kruis ik zou de ramen
loodzwaar lappen landschap deponerend
aan de voeten van wat waarheid werd
in een opstand uit de dood

niet zou ik hier in het komische de kosmonauten
condoleren die ach de trage nacht doorwaden
of draven over toetsenbord van shift naar enter
in poging enig bloem te wekken
als alle beroering zou liefde zijn
hoe ogen zich dan dieper kleuren
zie monden zich verrekken

droeg ik weer een kruis ik zou de schaterlach
parterre dragen en alle ankers lichten
want keek ik om en nam zo wraak
- terwijl een stervende naar adem hapt
zijn handen niets meer vattend -
ik spoog Hem bloed in het gelaat

04 september, 2007

Bernard Wesseling

Op een testbeeld

Zeker, het celebrity-echtpaar triggert ook mijn fantasie
maar daarom wrijf ik nog geen magazines tegen elkaar

In mijn onmacht of meerderwaardigheidsbesef tegenover elektronica
sta ik tot vermaak van derden op een webcam in te praten

domme robot, domme domme robot

Google dít:
koeroe is een lachziekte voor de pygmee
die bij besmetting
- dus niet: stomme westerse clown maakt buiging krijgt schop
onder zijn hol rapapa -
zich letterlijk bescheurt

Bij gebrek aan een degelijke sitcom speel ik standbeeldje
met de spotlights
kruip op mijn laatste benen rond tot ik in zicht plof
applausmeter op tilt

Wat ik wilde vragen: zullen we bloedbroeders worden
of heb je meer te doen vandaag?

Niet van wat nodig lijkt nog leverbaar


uit de bundel Focus, Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2006
(C. Buddingh’-prijs 2007)

01 september, 2007

Fokko Meindertsma

Enjambement

ik vind

het vreselijk irritant

wanneer de

dichter z'n

zin

in stukken

hakt.


29 augustus, 2007

Peter Knipmeijer

Culinaire recensie

Een doos aspirine is meestal afdoende,
maar beter gaat het met een stevig touw,
het klieven van de halsslagader,
of springen van een hoog gebouw.

Wilt u echter zeker weten
dat u een spoedig einde wacht,
ga dan eens frikadellen eten
bij "Snackbar Tang" aan de Oude Gracht.

25 augustus, 2007

Redactiewijziging De Valse Noot

Redactielid Oswald Trauersucht heeft per 24 augustus de redactie van de Valse Noot verlaten, i.v.m. een meningsverschil over de kwestie Droog-Wolff. De redactie betreurt zijn vertrek, respecteert zijn principiële beslissing en dankt hem voor zijn medewerking en geweldige inzet.

Gottfried

wat de fabeltjeskrant verzweeg

inzake Pom


men neme de ballen
de ballen van Bor
en vrage naar de mening
van een sociaal darwinist
verpletter, vergruizel
vernietig, sla plat!
om te voorkomen
dat in de toekomst
zijn orgaan
nog ooit zal gaan staan
gesneden, gelubd of ontmand
wordt zo de schande
van nakroost bespaard
als achter zijn gulp
de literatuur tot stof verdroogt

22 augustus, 2007

Alexis de Roode

Mordor

Tegen de Uithof


Komend uit het woud van Amelisweerd
zag ik in het tweeduister de holle
blauwe velden en wilgen
op een rij, knoestige betoverde
boeren met de haren recht
overeind, op weg naar niets
bevroren in het avondlicht.

De mensgemaakte lijnen in de aarde
kwamen samen waar de zon
verdween

en ik zag hoe diep het was,
de voren, de velden, het bos,
en hoe ongenaakbaar plat,
hard, dood en klein
de stad.

Want in de verte lag universiteitscentrum De Uithof
te verkolen in het zonlicht.
Een dodemansflat plempte
in één gebaar de luchtlijn
met beton dicht.


Noot van de redactie: nee, de redactie is deze weblog niet begonnen om haar eigen gedichten te kunnen plaatsen. We roepen u dan ook met klem op, uw hekeldichten in te sturen. De hekeldichten van de redactieleden beginnen op te raken.

20 augustus, 2007

Benne van der Velde

Het naakte schrijven

Ik mag niet eens in mijn hemd staan,
mijn liefdesverdriet van de daken janken
of origineel uithalen naar wie mij doorziet.

Ik moet naakt maar mijn stijve verbergen,
mijn geniale trekken staken,
rillend met de billen bloot. Zo kom ik nergens op.

IJdel om het trillend vlees, stil staand,
vat een faculteit vol sprookjeskeizers kou.
Driften helpen draven, graven, laven,

dit harnas van kippenvel is het engst.




Noot van de auteur: nu vind ik het alleen nog jammer dat ik niet mocht blijven op de HKU, afdeling writing for performance. Met 39 van de 42 propedeusepunten behaald. Ik denk er met plezier aan terug, aan mijn schooltijd. Bij het maken van dit vers (eind 2003) nog niet. Hierin hekel ik de toen gangbare onderwijsmethode aldaar. De titel van het vers is dezelfde als de titel van een uitgave van één mijn tofste leraren: Nirav Christophe.

15 augustus, 2007

Dirk Vekemans

ZO WERKT HET
Bloggen voor beginners

1.

Het befaamde schuim op het slijm
op de kniediepe drek waar wij

waden, is het resultaat van 1
maat dreft, 8 maten brak water

& het niet aflatende geflapper
van onze voze, bovenhoofdse

flapperhandjes. Flapflap flap.

2.


Met onze dieper gelegen blog-
organellen beradarren we

de ons omringende slijmzee:
de hij/zij die eerst de bieblob

van Het Gebeuren in de tot
barstens toe met goudstof

gepropte hoorbuizen ontvangt,
wiebelt koortsachtig de drek-

tenen, waarop een onderslijms
strontgolven ontstaat dat door

de meeste kaklezers probleemloos
ontvangen kan worden. De Feed

is dan Terdege Beïtemd. De klikreeks
klatert apesnel de hele aardkloot langs.

Heer o Heer wij hebben weer Gebeuren.

3.


De flapperhandjes flapperen fliep & floep.
Het Gebeuren golft. Het Grootte Egolog

telt nors de handjes & van de vingertjes
de vele vage woordbewijzeringen. Stijve

handjes worden aan het eind van elke cyclus
stilletjes door de Naderende Laserstraal op

de slijmgrens afgeknot. Het is altijd het in het
dat het doet, de de die zij de die aandoen. Zo

blijft alles ongemerkt & onbekeken stijf
van vrolijkheid tot pret & park & dichte

slijm beperkt.


Princesboon:


Het Blogorgaan
maakt Niet-bestaan,
men leest haar Niet
maar draagt haar aan:

het is een duizenkoppig monster
vol braak- & misselsmaak
dat nergens niets bij Niets
aanmaakt.

Ze wemelt & ze wiegt
het zwaarbedrade hoofd
van Nergens Hier
naar Nergens Daar
& hoopt

niet op Het Einde. Dat
zijn haar veel-miljoenen leden maar
die van verveling verder plonzend
in de huis- en tuinverwarmde baden
hun van oorlog suffe, oerbedroefde
planeetjesrest opstoken.

Soms, in de aanzet
tot een sprankel zelfbesef,
in grote weerwil
van haar wens
om Niet te zijn, begeeft

zij zich in't openbaar. Het misbaar
dan is eerlijk
waar

onevenaarbahaar:
ze mondt in zuursel uit & kolkt & kotst
zichzelven uit bij monde van
wat anders dan
een
Blogorgaan.

12 augustus, 2007

Lilian Caessens

Forse vraagtekens tooien kaft

De leugen regeert.
Stel voor om dit soort uitdijende gedachtenblurb te verlaten,

het op te slaan in het systeem van FriedOmlep.
De stem van het volk heeft óók een platform,
dat moet iemand die de waag van oudewater zó goed kent toch zeker
beseffen, heksenlijk of niet.


Nadat het objectief meetbaar (gewicht) werd vastgesteld
is ze trouwens om zeep gebracht.

Maar dan die garnaal -
ofhoeheetdieuitmicrosoftgegooidesukkelookmaarweer?
Dat is een slagvaardige vis die casuïstisch best

een - opmerkelijk maar eigenlijk duf - deukje in een pakje boter slaat.
Hij heeft een second life.
De massa wordt alleen maar dommer
uitgeleverd aan brand en bier.

Zeg stra-x- niet dat ik het niet voorspeld heb.

Het gaat allemaal over brood en spelen - over het plebs -
De oprukkende doos turft prozac in een bouwval,
maar de economie groeit weer en (zeggen we nu)
Nederland is niet alleen maar een aftrekpost.

De groei zit hem op en onder het soap-niveau
van een bold en een beautiful.
"Daaaaaaaaaaaaaaaaag kenniseconomie".
Een kreet die ik momfert-de-mol nog zó hoor roepen en
ús bea (=frysk) - een juffrouw ooievaar - is hiervan de schutspatroon.

Het is goed
dat De Heer ons behoedt voor de "kracht" van het referendom.


Dus een welgemeend vaarwel HOL-land.
Donder op, gij steenkolen en geiten.
Hautaine schapen:
lust je niet.
Spaar je niet.

08 augustus, 2007

Frans Vlinderman

wij kleine wereld

tegen de willekeur inzake de vluchtelingentoestand in België.

zwerfvuil in de straat
- of iemand kan bezemen -
wordt een gezin uitgewezen
ter dood veroordeeld of minder
veel minder, tot de bedelstaf
ga en vermenigvuldig u niet langer

de familie klinkt wat raar
onverstaanbaar en bij tijden
zo agressief, is dat nu echt
die fanatieke pater familias
of doet hij zich zo voor
de media ter wille te zijn?

de living hier ligt er glanzend bij
de laatste enveloppe op de kast
morgen een andere familie
ter onderhoud, de uitgewezen papieren
worden eventueel nagestuurd in
een officiële witte omslag,
- ze wisten het niet

04 augustus, 2007

CASE

Dit heb ik wel geleerd: dat in 't digitaal poëtisch flonken
De geest gezakt zo diep in 't welzand van de suffernij
Of reeds in 't groenste jaar volgroeid in hovaardij
D'in lederzak genaaide kat in zelfbeklag is uitgeblonken
De dag daarop met man en muis is afgezonken
Tot naar 't rulle diep van d'allerzwartste memorij
Waar Orpheus' zang ontaardt in domme drammerij
En flakkerlicht zich aanschijn mat van Goddelijke vonken.
Maar looft de ziel om zijn hel- en hemeltergend dicht
Dat hij hier biedt ter slijptol en ter scherpgericht
En prijst het woord dat hongert naar de snipperaar.
Dit ijdel hoofd zo opgepompt met eigenwijs
Gewaagt van grootse taal en zeden. Als hoogste prijs
Legt het zich, u belieft, vast op 't hakblok klaar.

01 augustus, 2007

Anoniem, '40-'45

Mussert

‘Moeder, vertel eens wat
van Anton Mussert!’

Als geest een bastaard.
Als leider een prul.
Innerlijk een lafaard.
Uiterlijk een l..

28 juli, 2007

Alexis de Roode

Nachtmerrie van Holland

Op Leidsche Rijn

Schreeuwend naar Holland
zie ik asfaltrivieren
dood langs de holle
stadsrand gaan,
files ondraaglijk
lompe flatgebouwen
als starre zerken
op een kerkhof staan;
en op het onzichtbare
weiland verrijzen
nieuwbouwwijken
en bedekken het land:
kunststofkozijnen
en platte daken,
muren en deuren
van de lopende band.
de lucht hangt nog hoog
en de zon schijnt op alles
wat geld en gemeente
ons hebben beschikt,
maar in alles beneden
wordt de stem van het landschap
door grafarchitecten
verweesd en verstikt.

25 juli, 2007

Cornelis Paradijs

Aan Tollens

Hollands dichtroem gehandhaafd

Tril Cither! dichtvuur blaak! O gij, mijn lier, sta pal!
Klinkt! snaren van mijn hart, met daav'rend woordgeschal,
Sterk, God! mijn luide stem die door de hallefronden
Den lof van Hollands dichters gaat verkonden;
Wat snoeft ge, o Brit! wat stoft ge, of wufte Gal!
Met brommend snorken en verblind gebral,
Op uwen dichterroem en dichterkoren!
Als waar bij ons geen Tollens ooit geboren?
Wat pocht ge, o Albion, op Shakespeare of op Byron,
Alsof soms Tollens 't niet veel mooier nog dan zij kon.
Richt eereteekens op, gaat monumenten bouwen,
Wij hebben Tollens óók in marmer uitgehouwen!
...............................................................................
...............................................................................*

* Deze lofzang op Tollens beslaat 1200 verzen. Wij geven hier alleen den aanhef; het vervolg in eventueel volgende bundels.

Cornelis Paradijs

21 juli, 2007

M.H. Benders

M.H. Benders

Wat een lul is dat eigenlijk.
Hij past niet eens op een postzegel
maar woont wel in dat postzegellandje
in zijn postzegelhuis waar hij zijn abjecte
millimeterpoezie schrijft.

Zijn woorden zijn smeerkogels
in het stotterend verlof van
goedkope damesonderbroeken.

Hij vreest de liniaal van de kritiek
als schoolmeisjes hun dichtgeklitte
spaarvarkens vrezen en niemand wil

hem lezen, laat staan verbrijzelen of
zelfs maar even over zijn rug likken;

hem schikt slechts het slappe handje
dat zijn poezie eigen is: we plakken
die zak aan zijn eigen noten

achter het gestript behang
van zijn boos roze billengezicht.

18 juli, 2007

Martialis

Knapenliefde (Martialis XI.43)

Als jij mij aantreft bij een knaap,
liefste, en zo mijn lust doorgrond hebt,
dan pleeg je mij recht voor mijn raap
te zeggen dat ook jij een kont hebt.
Maar och, hoe vaak heeft Hera dit
refrein niet voor haar Zeus gezongen,
wanneer die weer eens zwaarverhit
op Ganymedes was gesprongen?
En denk je soms dat Heracles
zich zo bij Hylas afgemat had,
als Megara zijn minnares,
precies zo’n billenwerk gehad had?
En Phoebus zag, toen Daphne ontkwam,
zijn hete hartstocht pas gesust,
toen Hyacinthus elke vlam
die hem verschroeide, had geblust.
En ook al legde Achilles dan
Briseïs wel eens op haar buik,
hij maakte toch veel liever van
de rug van Patroclus gebruik.
Dus, liefste, tracht je als vrouw maar niet
op dit punt met een man te meten,
en de overeenkomst die jij ziet
moet je maar bliksemsnel vergeten.
Want dat wat ik bij jou benut
is weliswaar een beetje zachter,
maar ’t is en blijft toch steeds een kut
zowel van voren als van achter.


Martialis, Romeinse epigrammen, Querido, 1996,
vertaald en ingeleid door Frans van Dooren

13 juli, 2007

Saskia van den Heuvel

Goden en Godinnen

op Lettertempel

Ze kotsen met liefde in gretige mond,
proeven met tong de giftige zuren.
Bij leven zal het geen maanden meer duren
voordat het kruipt in de vochtige kont

van hem of hem of haar. Zo ongezond
als varkensdrek stinkt in boerenschuren
likken ze drab in voortdurende uren
gulzig van goddelijke tempelgrond.

Geen wierook kan het geil verbloemen
waarmee ze gorgelend met zinnen slaan,
maar hun zieke gezangen leiden gestaag

naar de onafwendbaar prangende vraag
of dichters hedendaags hun woordje staan
door zichzelf als poëten te roemen.


www.lettertempel.nl

11 juli, 2007

Gijs ter Haar

Niemand thuis?

De lucht is grijs hier, elke dag.
Ik kan niet zien waar vader is
als er nog iets van vader is.
Dat moet haast wel.
Dan ga ik op tot Gods altaren,
staat er immers op zijn steen
in mooie woorden.

En zei mijn oma niet altijd,
van eeuwigheid diep
overtuigd, daar wacht zijn huis
waar elke goede ziel te wonen komt.
Terwijl haar kromgeleefde vinger
naar de onbestemde leegte
in het kleine stukje hemel
boven haar aanleunwoning wees.

Waarom houdt hij dan zo angstvallig
vandaag wéér de gordijnen dicht?
Net of ik niet mag weten
wat zich daarbinnen afspeelt.

Doe eens één keer open, schoft!


Uit de bundel Neem dit brood, uitgeverij Douane, 2006