28 november, 2007

Martin Beversluis

Houten kop

aan René van Densen

Zaag die rode
loper nou eens
uit je houten
kop man en
verneuk de volkse
sentimenten van
de zanger de hoer
van kroegbazen
die het lef niet
hebben en maar
voortdrijven op
wat de waan wil

neem je leren
zweethandschoentje
af en zaag die
houten kop nou
eens van je gele
romp je staart
tussen je benen
als een achterbakse
hond de grond
zal zich willig
openen en je
opnemen soms
is een leegte beter

en als je niet
terug kunt kruipen
onder de steen
waar je vandaan
kwam begroet me
dan tenminste
als een man.

24 november, 2007

Benne van der Velde

De resterende drie



Alle stoelen zijn bezet.
Eén gast grijnzend in orkest tuniek
lijkt klaar voor een avondje klassiek.
Het licht gaat uit, publiek gaat zitten.


Een valse basnoot uit de zaal
verstoort de mooie melodie.
De dirigent wilde hem niet
erbij. Te slappe snaren.


Zelf te slecht om mee te doen,
geint de bassist er flink doorheen.
Brengt het publiek weer op de been,

regelrecht de zaal uit.

Geen dirigentenstok kan er zo bij,
dus de bassist plukt gretig door.
Geen zin in hoor en wederhoor,
door het koor en solostuk.


Die muzikant, die mag hij niet.
Er volgt een aanslag in mineur.
Het hoort erbij, dus geen gezeur
want het klinkt toch grappig?


Doof voor klachten uit de zaal,
hij weet er immers meer vanaf,
vonnist hij publiekelijk zijn straf.
Hij geen glorie, niemand niet.


De zaal is nu zo goed als leeg,
het zaallicht wordt weer aangedaan.
De rest van de muzikanten staan
ook op het punt om weg te gaan.


Hij speelt door, vermoorde onschuld.
Is het zijn schuld dat het zoog?

De breuklijn tonen, zegt hij Droog.
Zíjn publiek heeft er recht op.

22 november, 2007

Bernard Christiansen

Knuffelbeest

Ed van Eeden is een grote man
met een zwak voor
kleine vrouwen
grote vrouwen
vrouwen met lang haar
kort haar
met echte ogen
lieve rimpels
vrouwen met borsten
en vrouwen met een neus
met twee gaten

Ed van Eeden is een grote man
met hele grote handen
waarmee hij alle vrouwen
die voor hem bijzonder zijn
graag wat beter wil begrijpen
en als de vrouwen dan wat kermen
roept hij
't geeft niet, meisje
'k zal je troosten

Ed van Eeden kan niet raken
maar hij kan wel raken
met zijn grote handen
eventjes, en hier en daar
Ed van Eeden doet geen pijn hij is
een knuffelbeest

Ed van Eeden is een grote man
hij stelt ook literaire vragen
soms

17 november, 2007

Joris Lenstra

Wereldvrede

“Vrede kun je alleen brengen
door oorlog te voeren”, sprak staatssecretaris
Cees van der Knaap

en sloeg woest
met zijn vuist op tafel.
Nederland moest naar Aghanistan.

In de stilte die volgde
durfde niemand meer de Wereldvrede
ter sprake te brengen.

14 november, 2007

Joz Knoop


Tochtige achterdocht

Niets of niemand
laat een slijmspoor na
behalve de slak en
het openbaar vervoer.

Zoals de waard is
bedient hij zijn gasten
die wanbetalers zijn
tot zij na afloop afrekenen.

Rechtvaardigheid
is een heilig streven
maar eveneens
een reden voor oorlog.

En de wetenschap
weet de oplossing al
maar verliest zich in
experimenten.

In die wereld
hield ik mij staande
door te gaan liggen
als ik niet kon zitten.

En bladerde eenzaam
door mijn agendaweken
tot ik haar tegenkwam
toen ik op de bus wachtte.

Ik zocht mijn woorden
angstig want zij richtte haar
verwachtingsvolle sturingsdolle
ogen op de mijne, ik zei:

"Het minst slechte
is niet goed genoeg voor jou
mijn vrijwel alles!
Ik wil omgang met veel

heel veel gemeenschap
op die van goederen na.
We kunnen altijd nog scheiden
dus kom mee, neem de gok!"

Al mijn woorden
zoet maar vrijblijvend
met altijd een uitvlucht
ze mochten niet baten.

Ik wist haar wel te prikkelen
maar niet waar ik dat wenste
Ik vroeg "Ga je mee vrijen?"
Ze zei "Mijn kat moet nog eten".

Zo kon ik die avond gewoon
voetbal kijken en vroeg naar bed
en haar kat kreeg gewoon
te eten en zelfs ook nog liefde.

Wie zelf in de kamer de warmte
van vertrouwen versmaadt
en de deur open doet voor
de tocht der achterdocht weet:

Zoals de waard is
vult hij de glazen
Hij lengt voor het vullen
de wijn nog wat aan.

En alles lijkt vager
en trager door wijn.
De waard blijft maar schenken
en ik heb geen cent.

Het belang ligt meer in
acceptatie dan berusting.
De snelbus wordt ingehaald
door een bejaarde wijnslak.

Je kan je gaan verzetten
maar dat vertraagt weer de boel.
Er valt heus niets stil, alleen
alles gaat stroperig.

En iedereen laat
slijmsporen na
als een trein met
vierkante wielen,

de slak op mijn
autoruit, de bus
waarin ik haast heb
of de wetenschap

die het antwoord weet
op rechtvaardigheid
maar net als ik verzandt
in een eindeloos experiment.

11 november, 2007

Otto Maanzaad

Scientoloëzie

"Ik heb dit niet zelf geschreven/maar wel zelf overgeschreven" - M. Stitou


Bekijk een wolk en bekijk de ruimte tussen jou en haar

Registreer een object dat zich los van jou ophoudt

Houd een persoon in de gaten
of
houd een thetan in de gaten

Roep nu op: woede, verveling, verdriet, vrolijkheid en sereniteit
– in die volgorde

Dit wordt voortgezet tot je er zeker van bent dat je
elke emotie kunt creëren

Denk een gedachte



Ontleend aan om onnavolgbare reden geheimgehouden teksten uit ‘the Fisman Affidavit

06 november, 2007

Comte de Lautréamont

De Zangen van Maldoror

[fragment uit de Vierde Zang; o.a. tegen de lach]

Twee pilaren, die men niet moeilijk en zelfs eerder voor apebroodbomen zou kunnen houden, waren in het dal te zien, iets groter dan twee spelden. Inderdaad, het waren twee enorme torens. En hoewel twee apebroodbomen op het eerste gezicht niet op twee spelden, noch op twee torens gelijken, kan men toch - als men handig gebruik maakt van de kunstgrepen der behoedzaamheid - beweren, zonder bang te hoeven zijn dat men ongelijk heeft (want als deze bewering ook maar met het minste beetje vrees gepaard ging, dan was het geen bewering meer, ofschoon eenzelfde naam deze twee verschijningsvormen van de ziel weergeeft, die zo verschillend van aard zijn dat men ze niet licht verwart), dat een apebroodboom niet in die mate van een pilaar verschilt, dat er geen vergelijking gemaakt zou mogen worden tussen die architectonische ... of meetkundige vormen ... of beide ... of geen van beide ... of liever tussen die hoge en zware vormen.

Ik heb daar zo-even, ik zou niet het tegendeel willen beweren, de juiste benaming gevonden voor de zelfstandige naamwoorden pilaar en apebroodboom. Weet wel, dat ik niet zonder een mengsel van vreugde en trots deze opmerking richt tot hen die, nadat zij hun oogleden opgeslagen hebben, het zeer prijzenswaardige besluit hebben genomen deze bladzijden ’s nachts als de kaars brandt en overdag als de zon schijnt door te lezen. En voorts, zelfs al zou een hogere macht ons in de meest klare en duidelijke bewoordingen bevelen de verstandige vergelijking, waarvan iedereen zeer zeker straffeloos heeft kunnen genieten, in de afgronden van de chaos terug te werpen, zelfs dan en juist dan - laat men dit voornaamste axioma niet uit het oog verliezen - zouden de in de loop der jaren aangenomen gewoonten, de boeken, de omgang met andere mensen en het karakter dat ieder eigen is, die zich tot een snelle bloei ontwikkelt, een onuitwisbare schandvlek op de menselijke geest werpen, door hem te doen terugvallen tot het misdadig gebruik (misdadig, als men zich voor een ogenblik spontaan op het standpunt der hogere macht plaatst) van een retorische figuur die door sommigen veracht, maar door velen bewierookt wordt. Als de lezer deze zin te lang vindt, bied ik hem mijn verontschuldigingen aan, maar laagheden hoeft hij van mij niet te verwachten.

Ik kan mijn fouten erkennen, maar ze niet nog erger maken door mijn lafhartigheid. Mijn redeneringen zullen af en toe stoten op het gerinkel van de waanzin en op iets wat de schijn van ernst heeft en eigenlijk alleen maar grotesk is (ofschoon het volgens sommige filosofen vrij moeilijk is het grappige van het droefgeestige te onderscheiden, daar het leven zelf een komisch drama of een dramatische komedie is), intussen staat het iedereen vrij, vliegen en zelfs rinocerossen te doden, om van tijd tot tijd van een gevaarlijk werk uit te rusten. Om vliegen te doden geef ik u hier de meest afdoende manier, ofschoon het niet de beste manier is: men drukt ze fijn tussen duim en wijsvinger. De meeste schrijvers die dit onderwerp grondig hebben behandeld, hebben berekend dat het, met grote waarschijnlijkheid, in vele gevallen de voorkeur verdient, hun de kop af te snijden. Als iemand mij verwijt dat ik over spelden spreek en dat dit een door en door beuzelachtig onderwerp is, dan moet hij, als hij niet vooringenomen is, toegeven, dat het grootste gevolg dikwijls door de kleinste oorzaak is teweeggebracht. En, om mij niet verder buiten het kader van dit blad papier te verwijderen, ziet men dan niet, dat het bewerkelijke stukje literatuur dat ik sedert het begin van deze strofe aan het componeren ben, misschien minder in de smaak zou vallen, als het uitging van een netelige kwestie uit de scheikunde of interne pathologie? Bovendien, over smaak valt niet te twisten; en als ik hierboven de pilaren zo terecht met spelden vergeleek (ik had zeker nooit gedacht dat het mij nog eens verweten zou worden), baseerde ik dat op de wetten der optiek, waarin is vastgesteld, dat, naarmate de visuele omtrek van een voorwerp verder van ons verwijderd is, het beeld op het netvlies kleiner wordt.

Zo komt het, dat, wat onze geestelijke geneigdheid tot grappenmakerij voor een miserabele geestigheid houdt, in de meeste gevallen door de schrijver voor een belangrijke waarheid wordt aangezien, die plechtig wordt verkondigd! O, die dwaze filosoof die in lachen uitbarstte, toen hij een ezel een vijg zag opeten! Ik zuig het niet uit mijn duim: de boeken der antieken vertellen ons tot in de kleinste bijzonderheden van dat vrijwillige en schandelijke neerhalen van de adeldom van de mens. Maar ik kan niet lachen. Ik heb nooit kunnen lachen, ofschoon ik het meer dan eens geprobeerd heb. Het is heel moeilijk om lachen te leren. Of liever, ik geloof dat een gevoel van weerzin tegen die monstruositeit tot een van de hoofdtrekken van mijn karakter behoort. Welnu, ik heb nog iets sterkers meegemaakt: ik heb een vijg een ezel zien opeten! En toch heb ik niet gelachen, werkelijk geen enkel deel van mijn mond heeft bewogen. De behoefte om te wenen maakte zich met zoveel kracht van mij meester, dat mijn ogen een traan lieten vallen. ‘Natuur, natuur’, riep ik snikkend uit, ‘de sperwer verscheurt de mus, de vijg eet de ezel op, en de lintworm verslindt de mens!’

Zonder het besluit te nemen verder te gaan vraag ik mij in gemoede af of ik gesproken heb over de manier waarop men vliegen doodmaakt. Ja, nietwaar? Het is niet minder waar dat ik niet gesproken heb over het uitroeien van neushoorns! Als zekere vrienden het tegendeel beweerden, zou ik niet naar hen luisteren en ik zou mij herinneren, dat lofspraak en vleierij twee grote stenen des aanstoots zijn. Om mijn geweten evenwel zoveel mogelijk gerust te stellen, kan ik niet nalaten op te merken dat een dergelijke verhandeling over de rinoceros mij voorbij de grenzen van het geduld en de koelbloedigheid zou meeslepen en dat zij van haar kant waarschijnlijk (laten we maar de moed hebben om ‘zeker’ te zeggen) de huidige generaties zou ontmoedigen. Na de vlieg niet over de rinoceros gesproken te hebben! Als redelijke verontschuldiging had ik op zijn minst met spoed melding moeten maken (en dat heb ik niet gedaan!) van deze niet opzettelijke nalatigheid welke diegenen niet zal verbazen, die een grondige studie hebben gemaakt van de reële en onverklaarbare tegenstrijdigheden, die zich bevinden in de kwabben van de menselijke hersenen. Niets is te min voor een grote en eenvoudige geest, het geringste natuurverschijnsel geeft, als er iets van het mysterie in is, de wijze onuitputtelijke stof tot overpeinzing.

Als iemand een ezel een vijg of een vijg een ezel ziet opeten (twee omstandigheden die niet dikwijls voorkomen, of het moest in een gedicht zijn), dan kunt u er zeker van zijn, dat hij, nadat hij twee of drie minuten heeft nagedacht om te weten welke gedragslijn hij zal volgen, het pad der deugd verlaat en begint te lachen als een haan! En dan is het nog niet met exactheid bewezen dat de hanen opzettelijk hun snavel opendoen om de mens na te bootsen en een verwrongen grijns te trekken. Ik noem bij vogels een grijns, wat bij de mensheid dezelfde naam draagt. De haan verandert niet van aard, niet omdat hij daar niet toe in staat is, maar omdat hij daar te trots voor is. Leer hun lezen, en zij verzetten zich ertegen. Een haan is geen papegaai, want die zou opgetogen zijn over zijn eigen domme en onvergefelijke zwakheid! O, wat een afschuwelijke vernedering! Wat lijkt iemand op een geit als hij lacht! De kalmte van het voorhoofd is verdwenen om plaats te maken voor twee enorme vissenogen die (is het niet treurig?) ...die ... die beginnen te schitteren als vuurtorens! Vaak zal het mij overkomen, dat ik plechtig de potsierlijkste stellingen uitspreek ... maar ik vind niet dat dit beslist een afdoende reden is om mijn mond in de breedte te trekken!

Ik kan mijzelf niet beletten te lachen, zult u mij antwoorden. Ik neem genoegen met die onzinnige verklaring, maar laat het dan een droefgeestig lachje zijn. Lach, maar ween tegelijkertijd. Als u niet met uw ogen kunt wenen, ween dan met uw mond. Is ook dat onmogelijk, urineer dan; maar laat het u gezegd zijn, dat hier een of andere vloeistof nodig is, om de dorheid te verzachten, die het lachen aan de zijkanten aanbrengt door de in achterwaartse richting opengespleten gelaatstrekken. Wat mij betreft, ik zal mij niet van mijn stuk laten brengen door het bespottelijke gekakel en het zonderlinge gebalk van hen die altijd iets hebben aan te merken op een karakter dat niet op het hunne gelijkt, omdat het een van de ontelbare geestelijke wijzigingen is, die God, met behoud van zijn oorspronkelijke voorbeeld, heeft geschapen, om de skeletten te regeren.

(...)

Vervloekt zij degene, zowel door zijn kinderen als door mijn uitgemergelde hand, die nog maar steeds niets wil begrijpen van de onverzoenlijke kangoeroes van de lach, en van de vermetele luizen van de karikatuur! ... Twee enorme torens waren er in het dal te zien, ik zei het reeds in het begin. Wanneer men ze met twee vermenigvuldigde was de uitkomst vier ... maar ik zag de noodzakelijkheid van die rekenkundige bewerking niet goed in. Met een koortsig gezicht vervolgde ik mijn weg, en riep zonder ophouden: ‘Nee ... nee ... ik zie de noodzakelijkheid van die rekenkundige bewerking niet goed in!’ Ik had gerammel van kettingen en een smartelijk gekreun gehoord. Moge niemand, die door deze streek reist, het voor mogelijk houden de torens met twee te vermenigvuldigen, om als uitkomst vier te krijgen! Enkele lieden verdenken mij ervan dat ik de mensheid liefheb alsof ik haar eigen moeder was, en haar negen maanden in mijn geurige schoot had gedragen; daarom ga ik niet meer door het dal, waar de twee eenheden van het vermenigvuldigtal zich verheffen!


Uit De zangen van Maldoror (1869), door Comte de Lautréamont (1846-1870)

03 november, 2007

Saskia van den Heuvel

dag lief logje

voor alle bloggers

oh lief logje,
wat is de wereld mooi
en de zon
dat de zon dan ook
en de vogels
en het groene gras
verdomd logje soms lijkt het wel wat
die mensjes overal
ze praten
echt ze praten uit hun mond
ik heb het zelf gehoord
ik was er bij lief logje
ik hoorde ze zeggen
en smoezen
en kijken
ze spraken met hun ogen
dat ook
en niet gering
dan hebben we vandaag weer
ja, weer een vandaag maar vandaag
als vandaag en zeker niet van gisteren
gisteren
oh gisteren, lieve lieve gisteren
dag logje