24 november, 2007

Benne van der Velde

De resterende drie



Alle stoelen zijn bezet.
Eén gast grijnzend in orkest tuniek
lijkt klaar voor een avondje klassiek.
Het licht gaat uit, publiek gaat zitten.


Een valse basnoot uit de zaal
verstoort de mooie melodie.
De dirigent wilde hem niet
erbij. Te slappe snaren.


Zelf te slecht om mee te doen,
geint de bassist er flink doorheen.
Brengt het publiek weer op de been,

regelrecht de zaal uit.

Geen dirigentenstok kan er zo bij,
dus de bassist plukt gretig door.
Geen zin in hoor en wederhoor,
door het koor en solostuk.


Die muzikant, die mag hij niet.
Er volgt een aanslag in mineur.
Het hoort erbij, dus geen gezeur
want het klinkt toch grappig?


Doof voor klachten uit de zaal,
hij weet er immers meer vanaf,
vonnist hij publiekelijk zijn straf.
Hij geen glorie, niemand niet.


De zaal is nu zo goed als leeg,
het zaallicht wordt weer aangedaan.
De rest van de muzikanten staan
ook op het punt om weg te gaan.


Hij speelt door, vermoorde onschuld.
Is het zijn schuld dat het zoog?

De breuklijn tonen, zegt hij Droog.
Zíjn publiek heeft er recht op.

Geen opmerkingen: