27 december, 2007

Joost van den Vondel

Roskam

Aan den heer P.C. Hooft, drost van Muiden.

Hoe komt, doorluchte Drost, dat elk van Godsdienst roemt,
En onrecht en geweld met dezen naam verbloemt,
Als waar die zaak in schijn en tongeklank gelegen?
Of zou 't geen Godsdienst zijn, rechtvaardigheid te plegen
Maar slinks en rechts te staan naar allerhande goed?
God voeren in den mond, de valsheid in 't gemoed?
De Waarheid greep wel eer die mensen bij de slippen
En sprak: uw hart is verr': gij naakt me met de lippen.
De waarheid eist het hart, en niet zozeer 't gebaar.
Dit laaste zonder 't eerst, dat maakt een huichelaar,
Die bij een sierlijk graf zeer aardig wordt geleken,
Vol rottings binnen, en van buiten schoon bestreeken.
(...)

Beginfragment van 'Roskam', Hekeldichten (1646)
(spelling gemoderniseerd)

23 december, 2007

Joost van den Vondel

GESPREK OP HET GRAF VAN JOHAN VAN OLDENBARNEVELT
(tussen een Vreemdeling en de Kerkgalm)

V: Wie luistren om de vraag eens vreemdelings te horen?
K: Oren.
V: Wie stopt ‘s Lands Voorspraak hier de mond met deze steen?
K: Eén.
V: Maurits? Wat kon de Landvoogd dus verstoren
K: Tooren.
V: Zo heeft hij om verraad hem ‘t leven afgesneên?
K: Neen.

V: Was ‘t om de vrijheid dan met kracht op ‘t hert te treden?
K: Reden.
V: Wat mist al ‘t vaderland bij ‘t korten van die draad?
K: Raad.
V: En brak men méér dan ‘t recht der vrijgevochten steden?
K: Eden.
V: Wat baart dit nu elk voelt hoe veel zijn dood ons schaadt?
K: Haat.
V: Wat moet men doen die met den Dwingeland samenzweren?
K: Weren.
V: Zou dan hun hoogmoed haast verwelken als het gras?
K: Ras.
V: Wat zal men Barnevelt, die ‘t juk zocht af te keren?
K: Eren.
V: Wat wordt de Dwingeland die ‘t recht te machtig was?
K: As.

20 december, 2007

Alexis de Roode

Lied van de aardoliegeest

Diep uit de aarde kwam ik

waar ik foraminiferen veranderde in marmer,
diatomeeën omtoverde tot kwarts,
planten liet uitvloeien tot olie.

Toen bevrijdde mij de mens uit mijn cel
en schonk mij wat ik niet kende:
de ruimte. Ik sprong op tot de sterren.

Uit dank gaf ik de mens mijn geest
van mineraal. Met tijdloze kracht
verloste ik hem van het kleine leven.

Ik bevrijdde hem van de dienstbaarheid
aan bioritme, groeirichting, evenwicht,
en schonk hem rauwe energie zonder maat.

Waar voorheen paarden struikelden
over handgelegde steentjes, bekleed ik
de aarde met asfalt, glad als een babyhuidje.

Ik wrong het potlood uit de hand van de architect
en gaf hem computers, machines,
onverwoestbare regelmaat.

Uit de landbouw verwijderde ik de stront
en de vliegen. Ik schonk haar zuivere
kunstmest, glaswol, nieuwe genen.

De zielzorg bevrijdde ik van de ziel,
en gaf haar rust en geluk in pilvorm.
Smetteloos maak ik het denken.

Smetteloos het voedsel.
Smetteloos de landbouw.
Smetteloos de huizen.
Smetteloos de zorg.
Smetteloos de kunst.
Smetteloos het lichaam.
Smetteloos de geest.

copy paste
copy paste
copy paste
copy paste

15 december, 2007

Anke Leenders

zeikstraal
(dichters onder elkaar)

je bent gewoon geen lettertype
zo verwierp jij mijn dichttalent
alsof in jouw kwakje wel iets
wilde zwemmen, rare kwast

SCHRIJF
HET
OP
EEN
STOEPTEGEL

schreeuwde ik in losse woorden
dan zeik ik mezelf nog even af

12 december, 2007

Mirjam Poolster

Daar is hij dan een oude heer
met een schelle stem als die van
een platgebrand dorp en gal stroomt
vanachter het hek van zijn tanden

Wanneer ik dit schrijf, is hij
40 jaar oud. Dat is niet
het getal van verstand, maar
van Chretien Breukers

Hij is dol op zeuren, hoe
harder hoe beter zo werd me
verteld. Hij is een oude
zielepoot, grote zeikerd op het web.

Hij schreef lang geleden d.w.z
toen men vriendjespolitiek ontdekte
op de weblogs in den lande
"poëzie"er zijn belangrijker

dingen. Toch woorden die strelen
en blonde krullen
hebben belang.
Want zijn te gebruiken.

'Maar eerder zullen we het niet
hebben poëzie alvorens
de dichters onder ons
mij kunnen bieden tuinen van

hun verbeelding met door mij goedgekeurde
beelden erin', zei Chretien Breukers.
Hij is een oude zeurpiet
en ik vier zijn verlies.



Noot: bovenstaand gedicht is een pastiche op het vers 'Marianne Moore' van Remco Campert en deze komt weer uit de bundel Vijf 5 Tigers - De Bezige Bij.

08 december, 2007

Lianne Sasja van Kalken

In een bar

ik stel me een man voor
die zo rot is van binnen
dat hij zijn eigen gezwel
en het geblaat dat uit zijn mond
komt niet meer zien of horen kan.

hij is oud
zo rond de veertig

jammert wat over een lamme en een blinde
en al het andere dat hij kan verzinnen
om zo, door middel van zijn eigen
geschreeuw iets

misschien zichzelf
te overwinnen.

en daar
daar sta je dan
blond, lekker, zacht
en vooral zo heel erg jong.
zó jong dat hij het voelt

en beseft dat dit alles
nooit meer op hem zal slaan.

haar naïviteit maakt hem jager
maakt hem staand, doorpratend

over zijn vrouw
die hem ongelukkig maakt

ze werkt al vijfentwintig jaar in een bar
niet deze maar een ander
die nog slechter is

want alles is zo slecht vindt hij
behalve wat hemzelf betreft.

en zij denkt alleen
gatver wat een pislucht

en loopt met haar kaken op
elkaar geklemd
om hem niet te ruiken

nadenkend over de wellust
des vlezes
door.

05 december, 2007

Zwarte piet (schrijverspseudoniem)

Noot van de dienstdoend redacteur: eerst stond hier een gepikte kopie van een anoniem gedicht, dat weer een reactie is Op ons aller mopperpiet. Daar ging ik in mijn enthousiasme te ver in. Zoals terecht opgemerkt door diezelfde piet. Bij deze mijn excuus, zwarte piet. Nu (6 december) staat hier dit. Het bewuste gedicht is onder de link te lezen?

01 december, 2007

Karlijn Groet

van een man van wie ik dacht


ik ken een man
van wie ik dacht dat ik hem kende
toen er niks meer over was
dat lelijker was dan hij
bekeek hij zichzelf
een paar duizend keer en besloot:
ik ben oud

onder het minder wordende haar
en de diepere grauwe kloven
was het de dunner wordende huid
die meer nog dan zijn leeftijd
zijn lelijkheid liet doorschemeren:
die scheen naar buiten toe
van binnenuit

toen er geen cel meer over was
om mee te onthouden
noemde hij ieder boek te lang
en las zo heel veel zinnen niet
die hij wel had horen lezen
ik noem er één:
als je omlaagtrapt,
blijf je stilstaan,
en toch lijkt het alsof je omhooggaat

toen er geen mens meer over was
om weg te pesten
werd zijn woede bitter
tot er ook niemand meer was
die van hem hield
onder de mensen die hem
onvoorwaardelijk niet haatten
begon hij een rangorde

dochter twee kwam op plaats 1
dochter 1 kwam op plaats twee
zijn vrouw telde
al heel lang niet meer mee
liet hem al jaren
onvoorwaardelijk koud

toen er geen site meer was
die hem nog toeliet
werd hij meester
van zijn eigen web
doctor Who speaks
twenty-one languages
of loneliness