28 januari, 2008

jeRoen Naaktgeboren, de WoordDansers

Stad vooruit

we lieten ons kade van europa in een staat van ontbinding,
een second life in realtime one player game fantasy quest.
een woonstad waar een spijkerplank raamwerk omringt
kramp van damp, die ons hier smogbesmette adem rest

we lieten ons een vliegwiel om door bochten te dwalen
verleiding zonder weerstand, nog één keer doordraaien
wie zwijgt naar de meneren, mag nog een keer zwaaien
graaiers delen druppels vervolvette subsidiekanalen

voorgangers rijgen schouders aan wie hen nog lief is
de mist tegemoet klinkt een symfonie van sirenes
ga, roept een man met een vlag en een vonnis
daarachter stuipt stad als een bloedend abces

voor ons is al gisteren wat niet goed is voor vandaag
wie zichzelf nu verslikt, bedacht zich morgen te traag
hufters zitten bij pakken, pakken beroken de slufters
het broeden van de botlek, laat een zucht na als vraag

waar mijn trots van bebouwd tot een middelpunt kwam
laat putweefsel wie nakomt uit verbazing ontwaken
wij willen alleen voorwaarts tot een onmisbaar Rotterdam
tot geen woord om wedloop inwisselbaar kan raken

ogen gesloten, diesel brandt, de speaker gloeit voluit
koers moeten de kinderen maar buigzaam aangaan
op de voorsteven kunnen we lui van weelde voldaan
wij groeven hen de geulen die een haven ontsluit


stad vooruit, stad voluit




Noot:

op donderdag de 31e a.s. presenteren de WoordDansers in Rotterdam hun zesde officiele stadsgedicht, in hun functie als stadsdichters van diezelfde maasstad. Bovenstaand vers is dat zesde en hier nu een voorpublicatie. De 31e betreft een feestje voor genodigden. Jullie kunnen het voor het eerst live horen op 6 februari in Rotown, omdat het ook opgenomen werd in de Krakatau 47/48 special + cd?


24 januari, 2008

Uit: Beelzebubs Testament met nog eenige andere liedekens ende refereinen van de mirakelen der Sancten ende sanctinnen.

Een kort, dic, vet paterken, laetst zijn nonnekens ondersochte,
Oft sy niet besmet en waren met Geuserije,
En vraegde int ronde wat haerlien dochte,
Dat ment geestelijc verjaegde, en haer goet verkochte,
Daer sy sachte op leefden in voorleden tije? -
"tJae, seyder een jong nonneken, ick ben immers blije
Want ic mach nu huwen, ten besten dat ick kan.
"tIs goet sprack de pater, en wat seghde ghije,
Suster Peternelleken, hevet u niet an?"
Ba! neent, pater, ic heb ooc liever eenen man,
Want ic was gekloostert tegen mynen wille.
"doen vraegd hy noch een ander, die daer sat en span,
Wat sy er af seyde heijmelijc, al stille? -
"Jae, jae pater, kust my eens, en raept mijn spille,
Swijgt doch van vragen, ghy weet wel hoe 't es;
Hebt ghy noyt gelesen met uwen brille,
Dat Christus ter bruyloft was, en noyt in geen profes?"
tIs wel, sprac de pater, ghy hebt recht, mijn kare,
Maer men wiste doen van geen kloosters te spreken,
Ic hoore wel, ghy wildet oock wel huwen te jare. -
"Ba pater, ic wilde ic oock alree gehuwet ware,
Kond ick mijn lief hebben, 'k en beyde niet drie weken;
al was ic om mijn loosheyt int klooster gesteken,
Ic ben, noyt soo geerne, daer men de kinderen wiegt."
-En ghy, suster Claerken, segt ooc u gebreken,
Spreect de waerheyt, schoon maegt, my niet en bedriegt.
"Ben ic maegt, pater? - bonespaeys, ghy liegt:
Ic ben dien al quyte, maer met geen jong geselle,
Ick was van broer Cornelis ons kappellaen gebiecht,
sAvonts alst doncker was, in ons kapelle;
Dan heeft hy my dicmael gebiecht in mijn celle,
Die lieffelijc gestroyt was met kruydekens en ges,
Hy geloofde my trouwe, en swoer als de snelle,
Dat Christus ter bruyloft was, en nooyt in geen profes."
tHuwelick is wel eerlijck, en van God inghestelt,
Maer trouwen de nonnekens hebben al beter dagen,
Sy en zijn immers met geenen quaden man gequelt;
dEen heeft een dronckaert, dander verspeelt sijn gelt,
dan krygen de wijfs thuys haren hals vol slagen;
Ghy meugt sekretelijc u selven bejagen,
En kiesen een kare van vryen sticke.
"tIs wel, spracker een manc nonneken, tsou my wel behagen,
Worde den buyck met kinde dragen niet dicke;
Daerom ist beter dat ick my ook schicke,
Ten huwelicken staet, soo my ymant minde,
Want soo haest als ick my metten man verquicke,
tIs seker, ic werde terstont groot van kinde;
Ist niet beter dan, dat ick my des eedts ontbinde,
Die ick tklooster gedaen heb, tegen Gods woort expres?
Want ick in Johannes int tweede geschreven vinde,
Dat Christus ter bruyloft was, en noyt in geen profes."
De pater was heel uytsinnich verstoort,
Om dat elck sijn eygen quaet klapte en kende,
En gelijc een boeve, soo vraegd hy noch voort,
Hoe veel maeghden datter waren in al de bende?
-Met groote dicke lippen, d'oogen uytgeheven,
En die swoeren by Sinte Franciscus' legende,
tEn was haer schult niet datse maeght waren bleven
"Want daer en was noyt niemandt in al ons leven,
Die eens begeerde te kussen onsen mondt,
Nochtans wilden wy ons ooc wel ten huwelicke begeven;
Begeerde ons yemant, wy concenteerden terstont.
Al waren oock alle de kloosters in den grondt,
Wy en sliepender niet om een hayr te mes,
En ter eeren van thuwelijc, wedden wy, voor hondert pont,
Dat Christus ter bruyloft was, en noyt in geen profes."




Uit: J. van Vloten, Nederlandsche geschiedzangen, I, 1864, 310-312.Oorspronkelijke bron: Beelzebubs Testament met nog eenige andere liedekens ende refereinen van de mirakelen der Sancten ende sanctinnen. Haerlem, 1612 (M. van Ned. Letterk.).

Adriaan Krabbendam

Het Pikkenparadijs


Nooit gehoord dat pikken kwekken konden
tot ik halve kippen hoorde spetteren
– echt de kammen, eikels sloegen wonden –
en aandachtig hoorde naar 't veile kwetteren

Waar op and're, verre continenten
echte hanen voor ons worden ingezet
moet men 't op dit halfrond voor zijn centen
doen met kwaaie kwakers op het internet

'Gij zijt gek en ik weet meer en kwek' –
zo kraaide 't keer op keer – en ik stond en keek,
de corrida sleept' zich zonder regels voort:

Drie stieren zonder vechter spoten gal en geil en drek
Ach, aan 't vechtspel kwam een eind, zo bleek,
toen 't door de straffe rechter werd gesmoord



(En waar 't over ging? 't Was smaak
en stilte. Stilte en smaak. Wereld en aarde.
Aarde en wereld. Metafysica.

'O ja, vergeten. Maar die klap was raak.
Ik sla je op je bek, mijn waarde.
Uit naam van Kirsch en mijn poetica.')

Benne van der Velde

Verdeel je zelf onder de armen.
Salueer met één,
maak een vuist aan de andere.
Klem... vast! Op de plaats sust.

Op patrouille naar de aktentas.
Dezelfde klem, eenzelfde ras
dat zelf verkocht
voordat kleine letters leesbaar.

Kantine maken voor de kansel.
Ook de dominee
bouwt als herder mee,
bidt een liedboek uit je ransel.

Op verlof door naar Aalsmeer
voor live verslagen
blaatshows, daarna kamervragen.
Straks exerceren met de sterren.

Nieuwe spelregels

De redactie van deze webplek wenst iedereen een vals 2008! Na een maand niets te hebben toegevoegd aan ons ondertussen indrukwekkende bestand, zal dat vanaf vandaag zonder vastgestelde tussenpozen wel weer gebeuren? Het hangt af van

a. de kwaliteit van het aangeboden werk
b. welk lid van de redactie zich geroepen voelt
c. suggesties/tips van jullie zelf over oude (dus rechtenvrije) verzen van derden, bij voorkeur online

devalsenoot@yahoo.com ? Dank jullie wel.